Rijden met kinderen? Hier zijn onze top 7 veiligheidstips

Bij Volvo Cars is veiligheid altijd onze topprioriteit geweest. We bouwen auto's die voor iedereen even veilig zijn, ongeacht geslacht, leeftijd, lengte, vorm of gewicht – en onze jongste passagiers hebben wat extra bescherming nodig. Daarom beschouwen we de veiligheid van kinderen als onderdeel van het hele proces, te beginnen bij de tekentafel, op basis van echte ongevallen en crashtests in auto's.

In 1972 lanceerden we ons eerste kinderzitje, een naar achteren gekeerd zitje, een wereldprimeur van een autofabrikant. Sindsdien hebben we nieuwe generaties kinderzitjes en stoelverhogers geïntroduceerd. We zijn altijd baanbrekend om onze jonge passagiers veilig en comfortabel te houden. Hoewel de ontwerpen zijn geëvolueerd, blijven onze belangrijkste beschermingsprincipes – bescherming van hoofd, nek en buik – ongewijzigd.

Onze focus ligt op twee soorten kinderzitjes: naar achteren gekeerde kinderzitjes en boosterzitjes, zowel geïntegreerd als bevestigd met de veiligheidsgordel van de auto. Jonge kinderen zijn het best beschermd in naar achteren gekeerde kinderzitjes. We raden achterwaarts gerichte kinderzitjes tot minimaal vier jaar aan. Daarna moeten stoelverhogers samen met de veiligheidsgordel worden gebruikt tot kinderen van ongeveer 140 cm lang en 10 jaar oud.

Het belangrijkste is dat u het kinderzitje aanpast of vervangt zodat het past bij de grootte en leeftijd van het kind naarmate het kind groeit.

Hier zijn enkele van onze beste veiligheidstips voor het rijden met kinderen, gebaseerd op meer dan 50 jaar praktijkonderzoek en crashtests.

1. Schakel over van een naar achteren gericht babyzitje naar een groot naar achteren gericht kinderzitje zodra het kind stabiel in het kinderzitje kan zitten en in het harnas past. Dit is beter dan wachten tot ze het babyzitje volledig ontgroeid zijn.


2. Zet een naar achteren gericht kinderzitje niet te veel achterover. Het kinderzitje ondersteunt en verdeelt de belasting over de rug en het hoofd van het kind, en dit werkt minder effectief als het kinderzitje achterover leunt.


3. Gebruik een naar achteren gericht kinderzitje zo lang mogelijk om het hoofd en de nek van het kind zo goed mogelijk te beschermen. Zitten met gebogen knieën is niet gevaarlijk voor het kind, maar als het oncomfortabel is, stel dan het kinderzitje in om de beenruimte te vergroten. Plaats hem indien mogelijk op de passagiersstoel voorin, die meestal meer beenruimte biedt.


4. Het belangrijkste doel van de stoelverhoger is om het kind in een goede positie binnen het beschermingssysteem van de auto te brengen. Zorg ervoor dat de heupgordel goed aansluit op de heupen, naar de dijen in plaats van naar de buik.


5. Bij een verhogingskussen moeten de schouder- en heupgordels dicht bij de heup en schouder van het kind worden geplaatst. Als het kind een volumineuze jas draagt, open dan de jas.


6. Zorg er altijd voor dat de schoudergordel om de schouder van het kind wordt geplaatst, bij voorkeur in het midden van de schouder. Als het oncomfortabel aanvoelt tegen de nek, stel dan de verhogingsverhoger zijwaarts af of leg een doek tussen de nek van het kind en de schoudergordel. Plaats de schoudergordel nooit onder de arm, achter de rug of van de schouder van het kind.


7. Stop niet te vroeg met het gebruik van een booster. U kunt zien dat uw kind alleen klaar is om de veiligheidsgordel te gebruiken als de rug tegen het autostoeltje ligt, de knieën aan de rand van de stoel buigen, de heupgordel op de heup zit (niet op de buik), de schoudergordel tussen de nek en schouder zit en ze comfortabel zitten zonder onderuitgezakt te zitten.