De manier waarop je auto ontgrendelt, hangt af van welke soort sleutel je gebruikt. Na het ontgrendelen start de auto geleidelijk op. Veel functies, zoals het klimaatsysteem, kun je gebruiken zodra je in de auto zit.
Als je de auto wilt starten, druk het rempedaal in en selecteer een rijstand.
Controleer altijd het volgende voordat je wegrijdt:
- Alle portieren en de achterklep zijn gesloten.
- Alle inzittenden zitten goed en dragen hun veiligheidsgordel op de juiste manier.
- De bestuurdersstoel, de stand van het stuurwiel en de spiegels worden ingesteld op jouw rijpositie.
- Er zijn geen laadkabels aangesloten.
- Er zijn geen voorwerpen in het bestuurdersgebied en de pedalen kunnen vrij bewegen.
Tip
De auto kan je attenderen op bepaalde omstandigheden waar je iets aan moet doen voordat je gaat rijden. Als iets voorkomt dat je de auto kan starten, kijk dan in het bestuurdersinformatiegebied voor meer informatie.
N.b.
Als je een alcoholslot in je auto hebt, moet je eerst de blaastest doen met een negatief resultaat voordat je de auto kunt starten.
Leg je sleutel op de kaartlezer.
Houd het rempedaal ingedrukt.
Selecteer D of R met de stuurhendel rechts.
De geselecteerde versnelling wordt in het bestuurdersinformatiegebied aangegeven. Het symbool voor klaar wordt ook weergegeven, om aan te geven dat de auto niet meer in de parkeerstand, maar in een rijstand staat.
N.b.
Het symbool voor gereed verdwijnt als de snelheid van de auto hoger is dan wandeltempo. Het wordt opnieuw weergegeven als de auto langzamer dan een bepaalde drempelwaarde gaat rijden.