Voor sommige activiteiten is een specifieke autoconfiguratie of volgorde van handelingen vereist. Zodra je een automodus selecteert, worden de nodige wijzigingen aangebracht of loodst de auto je door het proces.
De volgende automodi zijn beschikbaar:
| Sleepstand | In de sleepstand kun je je auto laten slepen over een korte afstand1 en bij lage snelheid. Daarmee kun je je auto op een bergingsvoertuig trekken of naar de kant van de weg verplaatsen om het verkeershinder en ongevallen te voorkomen. |
| Comfortparkeerfunctie | Als je langere tijd in de auto blijft terwijl de auto is geparkeerd, bijvoorbeeld tijdens het laden, of als je de auto verlaat om bijvoorbeeld boodschappen te doen, dan kun je de parkeercomfortfunctie inschakelen. Deze functie zorgt dat de temperatuur in de auto aangenaam blijft en je kunt entertainmentfuncties zoals mediaspelers gebruiken. De comfortparkeerfunctie kan ook in de klimaatweergave worden ingesteld. |
| Autowasmodus | De autowasmodus bereidt je auto voor op de wasstraat: de ruiten worden gesloten, de ruitenwissers worden uitgeschakeld, de buitenspiegels worden ingeklapt en de luchtrecirculatie wordt geactiveerd. |
