Waarschuwing
Je kunt sneeuwkettingen op je auto gebruiken met de volgende beperkingen:
- Gebruik originele Volvo-sneeuwkettingen of gelijkwaardige kettingen die zijn ontworpen voor het model, en de banden- en velgmaat van je auto.
- Alleen enkelzijdige sneeuwkettingen zijn toegestaan.
- De verkeerde sneeuwkettingen kunnen ernstige schade aan de auto toebrengen en tot een ongeval leiden.
N.b.
Het gebruik van sneeuwkettingen kan leiden tot een storing in het bandenspanningscontrolesysteem.
Sneeuwkettingen monteren
Monteer of verwijder de sneeuwkettingen op een veilige plaats.
Houd je altijd aan de plaatselijke voorschriften en wetgeving met betrekking tot het gebruik van sneeuwkettingen.
Volg altijd zorgvuldig de montage-instructies van de fabrikant.
Gebruik altijd hetzelfde type kettingen op de linker- en rechterbanden.
Volvo raadt aan geen sneeuwkettingen te gebruiken op wielen die groter zijn dan 18 inch.
Zorg dat je de juiste maat gebruikt in verhouding tot de wielen.
Sneeuwkettingen mag je alleen op de achterwielen gebruiken.1
Als je banden hebt met een maat die afwijkt van de originele banden, zijn bepaalde sneeuwkettingen niet toegestaan.
Er moet voldoende afstand zijn tussen de kettingen en de remmen, ophanging en carrosserieonderdelen van de auto. Kettingen die mogelijk in aanraking komen met remcomponenten moeten niet worden gebruikt.
Als je de auto moet verplaatsen tijdens het monteren of verwijderen van de kettingen, mogen de banden niet over de kettingbevestigingspunten rollen.
Monteer de kettingen zo strak mogelijk en span ze regelmatig aan.
Tip
Oefen het monteren van de sneeuwkettingen voor het begin van de winter.
Rijden met sneeuwkettingen
Rijd ongeveer 200 meter (650 voet) nadat je de sneeuwkettingen hebt gemonteerd. Stop dan en controleer nogmaals of de kettingen goed vastzitten.
Overschrijd nooit de door de fabrikant aangegeven maximumsnelheid van de kettingen. Rijd onder geen beding harder dan 50 km/h (30 mph).
Sneeuwkettingen verbeteren de grip onder bepaalde omstandigheden, maar ze kunnen een negatieve werking op andere rijeigenschappen hebben. Vermijd waar mogelijk rijden op een ongelijkmatige ondergrond, zoals hobbels of kuilen. Vermijd snel door bochten rijden of scherpe bochten en hard remmen.
Rijd niet op wegen zonder sneeuw of ijs, omdat de sneeuwkettingen en banden sneller slijten.
Neem voor meer informatie contact op met een Volvo-dealer.