Schakelen
Verander van schakelstand door de veerbelaste hendel voor- of achteruit te duwen. Om te kunnen schakelen moet het rempedaal ingetrapt zijn.
N.b.
Bij zeer lage snelheden kan er tussen D/R geschakeld worden zonder voet op de rem om zo bijvoorbeeld parkeren eenvoudiger te maken.
Schakelstanden
Op het bestuurdersdisplay staat welke schakelstand er op dat moment in gebruik is.
De auto heeft drie verschillende schakelstanden en een knop voor de parkeerrem:
R, N, D of de P-knop voor parkeerrem.
Parkeerrem - P
Druk op de knop.
Het symbool op het bestuurdersdisplay gaat branden wanneer de parkeerrem is geactiveerd.
Belangrijk
Controleer of het symbool voor de parkeerrem brandt als u de auto verlaat.
N.b.
Om de auto te kunnen vergrendelen en op alarm te kunnen zetten, moet de parkeerrem zijn geactiveerd.
In noodgevallen kunt u de parkeerrem ook tijdens het rijden activeren door de knop ingedrukt te houden.
De auto wordt dan krachtig geremd met de bedrijfsrem. Bij het loslaten van de knop of het intrappen van het gaspedaal wordt de rem uitgeschakeld.
N.b.
Bij activeren van de noodrem bij hogere snelheden klinkt er tijdens het remmen een signaal.
Achteruitrijstand – R
Doe de veiligheidsgordel om.
Trap het rempedaal in.
Breng de hendel helemaal naar voren.
De auto kan nu achteruitrijden.
Neutrale stand – N
Doe de veiligheidsgordel om.
Trap het rempedaal in.
Breng de hendel een stap naar voren of een stap naar achteren.
De auto rolt nu vrij wanneer het rempedaal niet is ingetrapt.
Rijmodus – D
Doe de veiligheidsgordel om.
Trap het rempedaal in.
Breng de hendel helemaal naar achteren.
De auto kan nu rijden.
Belangrijk
Het is niet mogelijk om de auto te starten als de laadkabel nog is aangesloten. Let erop dat u de laadkabel uit de laadaansluiting neemt en de klep van de laadaansluiting dichtdoet voordat u de auto start.