Alarm
Het alarm wordt ingeschakeld wanneer je de auto vergrendelt en uitgeschakeld wanneer je de auto ontgrendelt.
Als iemand probeert een vergrendeld portier te openen, gaat het alarm af. De auto geeft aan dat die ontgrendeld is door de deurgrepen uit te klappen.
Als je de auto ontgrendelt terwijl het alarm afgaat, stoppen de alarmlichten en het alarmgeluid onmiddellijk.
N.b.
Vergrendelen met de motorkap of achterklep open
Als de motorkap of de achterklep niet goed dicht zit, wordt het alarm niet volledig ingeschakeld. In dat geval beveiligt het alarm alleen de portieren. De open motorkap of achterklep worden niet beveiligd en de auto detecteert eventuele beweging in de auto niet.
Wanneer je de motorkap of achterklep sluit, worden deze vergrendeld en wordt het alarm geactiveerd.
Alarmindicator
De alarmindicator is een rood lampje middenvoor op het dashboard, vlak bij de voorruit. De indicator bevestigt dat het alarm is ingeschakeld door rood te knipperen.
Afgaan van het alarm
Het alarm gaat af als een onbevoegde een poging doet de motorkap, de achterklep of een portier te openen. Beweging in de auto kan er ook voor zorgen dat het alarm afgaat.
- De alarmindicator en de alarmlichten knipperen maximaal 5 minuten.
- Het alarm klinkt.
- Als de oorzaak van het alarm niet wordt verholpen, dan begint de alarmcyclus steeds opnieuw.
Als je de auto ontgrendelt terwijl het alarm afgaat, stoppen de alarmlichten en het geluidssignaal. De alarmindicator blijft snel enkele minuten knipperen om aan te geven dat er een mogelijk veiligheidsrisico was.