Cameradetectie en beperkingen
De camera's helpen de auto met het identificeren van bepaalde voorwerpen en oppervlakken die visueel opvallen tegen hun achtergrond. Dit zijn onder meer wegmarkeringen, verkeersborden, voetgangers en andere voertuigen.
Informatie van de camera's in de parkeerweergave kan je helpen om de omgeving van de auto in de gaten te houden.
Lichtomstandigheden
- Sterke lichtbronnen, zoals de zon, kunnen schitteringen en weerspiegelingen veroorzaken, waardoor de camera's minder goed werken.
- Bij weinig licht kunnen de camera's bepaalde voorwerpen niet waarnemen.
- Bij sommige soorten detectie is weinig licht juist beter. Wanneer het donker is, kan de verlichting van andere voertuigen worden geïdentificeerd, omdat deze opvalt tegen de achtergrond.
Belangrijk
Cameradetectie in het donker
De auto kan andere voertuigen in het donker detecteren als die andere voertuigen hun koplampen en achterlichten aan hebben en goed zichtbaar zijn. De auto gebruikt ook andere soorten detectie, zoals radar, maar heeft niet altijd genoeg informatie om voertuigen die niet door de camera worden gezien betrouwbaar te identificeren. De werking van verschillende rijhulpfuncties kan hierdoor worden belemmerd, zoals ingrepen in verband met de veiligheid, waarschuwingen voor aanrijdingen en functies voor afstand houden.
Zicht
- Mist, zware regen, sneeuw en stofstormen kunnen het zicht van de camera's aanzienlijk verslechteren.
- Let goed op stof, water of sneeuw op de grond dat kan worden verstoord en in de lucht komt door jouw auto, ander verkeer of de wind.
Gezichtsveld en belemmeringen
De camera's kunnen alleen kijken in de richting waarin ze wijzen en alleen binnen hun gezichtsveld. Het gezichtsveld is anders voor elke camera en afhankelijk van het beoogde doeleinde.
- Zorg ervoor dat gemonteerde accessoires, extra uitrusting en lading aan de buitenkant van de auto het gezichtsveld van de camera's niet belemmeren. Ladingen op het dak die ver uitsteken kunnen bijvoorbeeld het bovenste deel van het beeld van camera's die naar de voor- en achterzijde zijn gericht gedeeltelijk belemmeren.
- Trailers, fietsendragers en andere uitrusting op de trekhaak kunnen het beeld van de camera aan de achterzijde belemmeren.
- Vuil, ijs, sneeuw, waterdruppels en condens op de cameralenzen belemmeren het zicht voor een deel. In sommige gevallen kan de auto waarnemen dat iets het zicht belemmert en je waarschuwen. Maar we raden je nog altijd aan om regelmatig te controleren of de camera's schoon zijn en onbelemmerd beeld hebben.
Waarschuwing
Regelmatig schoonmaken
De locaties van de camera's, sensoren, lidar en radars op de auto moeten regelmatig worden schoongemaakt en labels, voorwerpen, vuil en andere mogelijke belemmeringen moeten worden verwijderd. Anders reageren de functies van de auto mogelijk niet goed, reageren ze minder snel of worden ze gedeactiveerd.
Andere beperkingen
Als de camera's te heet worden, kunnen ze tijdelijk worden uitgeschakeld om ze tegen schade te beschermen. Dat kan gebeuren als de auto wordt gestart nadat deze bij hoge temperaturen stond geparkeerd met direct zonlicht op een camera. De camera wordt weer ingeschakeld als deze voldoende is afgekoeld.
Belangrijk
Schade aan de voorruit
Schade aan de voorruit in het cameragebied, waaronder steenslag, krassen of barsten, kan ervoor zorgen dat de camera en andere functies die de camera gebruiken minder goed werken. Hierdoor kan de camera minder goed werken, kan de auto op een onbetrouwbare manier reageren en kunnen sommige functies worden uitgeschakeld. Als er schade is, volg dan de aparte aanbevelingen in deze handleiding over wat je moet doen bij schade aan de voorruit.
Kalibratie van de camera's
Als de camera's of omliggende onderdelen van je auto, zoals de voorruit, buitenspiegels of voorbumper, zijn vervangen, kan het even duren voordat de camera's weer zijn gekalibreerd. Het kan gebeuren dat bepaalde rijhulpsystemen korte tijd na service aan de auto niet werken. Op het bestuurdersdisplay worden meldingen weergegeven als de camera's bezig zijn met kalibreren.