Rijden met aanhangwagen
Bij ritten met een aanhangwagen moet u op enkele dingen letten zoals de trekhaak, de aanhangwagen en hoe u de aanhangwagen laadt.
Het laadvermogen is afhankelijk van het rijklaar gewicht van de auto. Het laadvermogen dient te worden verminderd met de som van het gewicht van eventuele inzittenden en dat van gemonteerde accessoires, zoals een trekhaak.
De auto wordt geleverd met de benodigde randuitrusting voor het gebruik van een aanhangwagen.
- De trekhaak van de auto moet van een goedgekeurd type zijn.
- Verdeel de lading in de aanhangwagen dusdanig dat de druk op de trekhaak de maximale kogeldruk niet overschrijdt. De kogeldruk wordt tot het laadvermogen van de auto gerekend.
- Verhoog de bandenspanning tot de aanbevolen druk bij maximale belading.
- Bij het gebruik van een aanhanger wordt de elektromotor zwaarder belast dan normaal.
- Rijd niet met een zware aanhangwagen, wanneer de auto nog helemaal nieuw is. Wacht hiermee totdat de auto ten minste 1000 km (620 miles) heeft gereden.
- Neem de geldende bepalingen in acht ten aanzien van de toelaatbare snelheden en gewichten.
- Houd een lage snelheid aan, wanneer u met een aanhangwagen achter de auto een lange en steile helling oprijdt.
- Vermijd hellingen met een percentage van meer dan 12% bij het gebruik van een aanhangwagen.
- U moet Rear Auto Brake deactiveren voordat u met een aanhanger gaat rijden.
Aanhangwagengewichten
Waarschuwing
Volg de vermelde aanbevelingen voor het aanhangergewicht. Anders is het mogelijk dat de hele combinatie bij uitwijkmanoeuvres en afremmen moeilijk onder controle is te houden.
N.b.
De vermelde maximaal toegestane aanhangergewichten zijn door Volvo toegestaan. Nationale voertuigvoorschriften kunnen het aanhangergewicht en de snelheid verder beperken. De trekhaken zijn mogelijk gecertificeerd voor hogere trekgewichten dan wat de auto mag trekken.
Bij rijden op heuvelachtig terrein
Onder bepaalde omstandigheden bestaat het risico van oververhitting tijdens het rijden met aanhangwagen. Bij oververhitting van de elektromotor en de aandrijving gaat een waarschuwingssymbool branden op het bestuurdersdisplay en verschijnt er een melding.
Op een helling parkeren
Trap het rempedaal in.
Activeer de parkeerrem.
Laat het rempedaal los.
Gebruik wielblokken, als u een auto met aanhangwagen op een steile helling parkeert.
Op een helling wegrijden
Trap het rempedaal in.
Schakel naar stand D of R en geef gas.
De parkeerrem wordt gelost en het symbool op het bestuurdersdisplay dooft. De auto kan nu rijden.