Winterbanden

Winterbanden zijn aangepast voor winterse omstandigheden.

Bij kans op sneeuw of ijs adviseert Volvo speciaal voor winterse omstandigheden ontwikkelde winterbanden op alle wielen. De bandenmaat is afhankelijk van de motorvariant. Gebruik altijd het juiste type winterbanden op alle vier de wielen.

Bij een band die aan de minimumwaarden voor wegligging op sneeuw voldoet, staat het volgende symbool op de bandensticker:

P5/P6-2139-Decal snow

Op de bandensticker voor een band die aan de relevante minimumwaarden voor wegligging op ijs voldoet, moet het volgende symbool staan:

P5/P6-2139-Decal ice

Banden met “spikes” vallen niet onder de bandenmarkering.

Tips bij het monteren van winterbanden

Noteer bij het vervangen van de zomerbanden door winterbanden of andersom op de banden aan welke kant ze zaten: bijvoorbeeld L voor links, R voor rechts.

Neem contact op met een Volvo-dealer voor advies over de meest geschikte velgen en banden.

Banden met “spikes”

Winterbanden met "spikes" moeten de eerste 500–1000 km (300–600 miles) rustig worden ingereden, zodat de "spikes" hun positie in kunnen nemen. Zo gaan de banden en vooral de “spikes” langer mee.

 N.b.

De wettelijke bepalingen voor het gebruik van banden met “spikes” kunnen variëren. Volg altijd de plaatselijke regels en wetgeving.

Profieldiepte

Ritten bij ijs, sneeuw(modder) en lage temperaturen vergen meer van de banden dan zomerse ritten. Daarom adviseert Volvo een minimale profieldiepte van 4 mm (0,15 inch) voor winterbanden.