Belangrijk
Bij weinig licht toch goed zicht hebben op de weg, is belangrijk voor je eigen veiligheid én voor die van je andere weggebruikers en voetgangers.
Het grootlicht is feller en de straal gaat verder dan die van het passeerlicht. Als je het grootlicht wilt gebruiken, moet je eerst de automatische verlichtingsstand1 of het passeerlicht activeren.
Je kunt kiezen tussen het automatische grootlicht of het handmatige grootlicht.
Je activeert het automatische grootlicht door de ring op de linkerstuurhendel te draaien naar het symbool voor automatisch grootlicht . De ring springt altijd terug naar de automatische verlichtingsstand .
Wanneer het automatische grootlicht is ingeschakeld, schakelt je auto automatisch tussen het grootlicht en het passeerlicht. Je auto kan ook het lichtbundelpatroon aanpassen om andere weggebruikers niet te verblinden.
N.b.
Na inschakeling wordt het automatische grootlicht alleen geactiveerd bij snelheden hoger dan ongeveer 20 km/u (12 mijl/u) bij weinig licht.
Op het bestuurdersdisplay staan symbolen die aangeven welke stand van het grootlicht actief is. Voorbeelden daarvan zijn:
Het handmatige grootlicht is actief. | |
Het automatische grootlicht is ingeschakeld. | |
Het automatische grootlicht is actief. |
Belangrijk
Onderhoud de camera's van de auto goed en zorg dat ze schoon zijn. Als het zicht van de camera's wordt belemmerd door vuil, krijgen ze onvoldoende informatie om de verlichting van de auto goed te kunnen regelen.