Het alarm wordt automatisch ingeschakeld wanneer je de auto vergrendelt en uitgeschakeld wanneer je de auto ontgrendelt met de standaardsleutel of Key Tag.
Als je de auto ontgrendelt met het afneembare sleutelblad, gaat het alarm af totdat je de sleutel op de back-upsleutellezer in de bekerhouder van de tunnelconsole legt.
Alarmindicator
De alarmindicator is een rood lampje in het midden van het dashboard, net voor de voorruit. De indicator bevestigt dat het alarm is ingeschakeld door rood te knipperen.
Het alarm inschakelen
Als het alarm is geactiveerd, gaat het af als:
- een portier, de motorkap of de achterklep wordt geopend.
- er beweging in het interieur wordt gedetecteerd.
- de auto wordt opgetild of gesleept.
- de accu of de sirene is losgekoppeld.
Wanneer het alarm wordt geactiveerd, gebeurt het volgende:
- Het alarm klinkt.
- De alarmindicator en de alarmlichten knipperen maximaal 5 minuten.
- De alarmcyclus begint meerdere keren opnieuw als de oorzaak van het alarm niet is opgelost.
Het alarm stoppen
Als je de auto ontgrendelt terwijl het alarm afgaat, stoppen de alarmlichten en het geluidssignaal. De alarmindicator blijft snel enige tijd knipperen om aan te geven dat er een mogelijk veiligheidsrisico was.
Tip
Voorkomen dat het alarm per ongeluk afgaat
Er zijn enkele stappen die je kunt nemen om te voorkomen dat het alarm onbedoeld afgaat:
- Sluit alle ruiten wanneer je de auto verlaat.
- Sluit het panoramadak.
- Verlaag de alarmgevoeligheid in de instellingen.
- Richt de luchtstroom zodanig dat deze niet omhoog wijst in het interieur.
Belangrijk
Verander niets aan het alarmsysteem en voeg er niets aan toe, anders werkt het mogelijk niet naar behoren.