Een ritcyclus begint zodra je je auto ontgrendelt en eindigt na het rijden wanneer de auto wordt uitgeschakeld.
De verschillende situaties en scenario's die hier beschreven staan hebben ieder een eigen hoofdstuk in deze handleiding met meer gedetailleerde informatie.
Dichterbij komen en ontgrendelen
De manier waarop je auto ontgrendelt, hangt af van welke sleutel je gebruikt. Zodra je je auto ontgrendelt, is deze ook meteen volledig ingeschakeld.
Instappen
Wanneer je in de auto stapt, kan je auto automatisch jouw profiel selecteren als je een verbonden sleutel gebruikt. Alles in de ruimte van de bestuurder wordt ingesteld volgens jouw voorkeuren voor functies en autogedrag. Als je eenmaal zit, kun je de andere functies aanpassen, zoals de klimaatregeling en het comfort.
De start van je rit
Het type sleutel dat je gebruikt bepaalt hoe je de auto start. Als je een sleutelkaart of een lege sleutel gebruikt, dan moet je die op de kaartlezer plaatsen om te kunnen rijden. Als je auto een sleutel met afstandsbediening detecteert, dan hoeft die zich alleen maar in de auto te bevinden.
Om te starten duw je het rempedaal in en kies je een schakelstand. Je auto kan eventuele openstaande portieren, niet-vastgemaakte gordels of andere factoren melden die met rijden te maken hebben.
Tip
Parkeren
Je auto activeert automatisch de parkeerrem en gaat in de parkeerstand. Dit maakt deel uit van het geleidelijk uitschakelen van de auto terwijl je je klaarmaakt om uit te stappen. Als je na het parkeren in je auto wilt blijven zitten en de klimaat- en mediafuncties wilt blijven gebruiken,dan kun je de functie voor parkeercomfort activeren.
Je kunt de parkeerrem ook handmatig inschakelen door de P-knop op de rechter stuurhendel in te drukken.
Uitschakelen, vergrendelen en weggaan
Als je uit de auto stapt en de auto vergrendelt, schakelt de auto geleidelijk uit. Dit gaat automatisch en de auto gaat in stand-by.
Via het display kun je je auto ook handmatig uitschakelen.