De camerasensor van de auto wordt naast de Collision Warning met Auto Brake ook gebruikt door de functies:
- Automatisch groot licht
- Verkeersbordinformatie
- Driver Alert Control - DAC
- Rijbaanassistent
N.b.
Houd de voorruit in het gebied vóór de camerasensor vrij van ijs, sneeuw, condens en vuil.
Plak of monteer niets op de voorruit vóór de camerasensor, aangezien één of meer camera’s voor het systeem hierdoor slechter of niet meer werken.
De camerasensor kent ongeveer dezelfde beperkingen als het menselijk oog. Dit houdt in dat de sensor minder goed ‘ziet’ bij hevige regen- of sneeuwval en in dichte mist. In dergelijke omstandigheden kunnen functies die gebruik maken van de camera grote beperkingen ondervinden of tijdelijk gedeactiveerd worden.
Ook fel tegenlicht, reflecties op het wegdek, besneeuwde of beijzelde wegen, verontreinigde of onduidelijke rijstrookmarkeringen kunnen aanleiding geven tot grote beperkingen voor de functies die van de camera gebruik maken om bijvoorbeeld het wegdek af te tasten en andere voertuigen en voetgangers te ontdekken.
Het blikveld van de camerasensor is beperkt, zodat voetgangers, fietsers en voertuigen in bepaalde situaties niet kunnen worden geregistreerd of later worden ontdekt dan verwacht.
Bij zeer hoge temperaturen werkt de camera de eerste ca. 15 minuten na het starten van de motor niet om de camerafunctie te ontzien.
Storingen opsporen en verhelpen
Als op het display de melding Voorruitsensoren afgedekt Zie instructieboek staat, betekent dit dat de camerasensor afgedekt is en geen voetgangers, fietsers, voertuigen of rijstrookmarkeringen vóór de auto kan ontdekken.
Dit betekent tevens dat, naast Collision Warning met automatisch remmen, de volgende functies evenmin volledig werken:
- Automatisch groot licht
- Driver Alert Control
- Rijbaanassistent
- Verkeersbordinformatie
In de volgende tabel staan mogelijke oorzaken van het verschijnen van de melding en passende maatregelen.
Oorzaak | Maatregel |
---|---|
Het voorruitoppervlak vóór de camera is vuil of bedekt met sneeuw of ijs. | Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de camera van vuil, sneeuw en ijs. |
Bij dichte mist en hevige regen- of sneeuwval heeft de camera een minder goed zicht. | Valt niets aan te doen. Bij hevige neerslag werkt de camera soms niet. |
Het voorruitoppervlak vóór de camera is schoongemaakt, maar de melding blijft. | Wacht even. Het kan enige minuten duren voordat de camera het zicht opnieuw heeft gemeten. |
Er is vuil tussen de binnenkant van de voorruit en de camera gekomen. | Bezoek een werkplaats om de binnenkant van de voorruit achter de camerabehuizing te laten schoonmaken – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. |