N.b.
Het PAP-systeem meet de beschikbare ruimte en verricht de vereiste stuurbewegingen. Aan u de taak om de aanwijzingen op het instrumentenpaneel op te volgen, een versnelling (achteruit/vooruit) in te schakelen, af te remmen en de auto tot stilstand te brengen.
PAP kan worden geactiveerd als na het starten van de motor aan de volgende criteria is voldaan:
- De systemen ABS1 of ESC2 mogen niet ingrijpen als het PAP-systeem actief is – deze kunnen worden geactiveerd op bijvoorbeeld een steile of gladde ondergrond, zie de gedeelten over Rempedaal en Stabiliteitsregeling voor meer informatie.
- Er mag geen aanhanger aan de auto zijn gekoppeld.
- De snelheid moet lager zijn dan 50 km/h.
Het PAP-systeem parkeert de auto aan de hand van de volgende deelmomenten: