Als de auto niet reageert bij bediening van een toets – probeer het dan op minder grote afstand opnieuw.
N.b.
Er kunnen storingen optreden in de transpondersleutelfuncties door radiogolven in de lucht, omringende gebouwen, topografische omstandigheden e.d. Het is altijd mogelijk de auto te vergrendelen/ontgrendelen met het sleutelblad.
Als u de transpondersleutel uit de auto neemt terwijl de motor draait, sleutelstand I of II actief is of alle portieren worden gesloten, verschijnt er een waarschuwingsmelding op het bestuurdersdisplay en klinkt er een geluidssignaal.
Als de transpondersleutel weer in de auto is, verdwijnen de melding en het geluidssignaal wanneer aan een of meer van de onderstaande voorwaarden is voldaan:
- de transpondersleutel is in het contactslot gestoken.
- de snelheid is hoger dan zo'n 30 km/h (20 mph).
- de OK-knop is ingedrukt.