Klimaatcomfort tijdens het parkeren* inschakelen en uitschakelen
Bij handhaving van het klimaatcomfort wordt na afloop van een rit het interieurklimaat nog enige tijd geregeld. De functie is vanaf het middendisplay direct in te schakelen.
Open het klimaatscherm op het middendisplay door op het symbool in het midden van het klimaatveld te tikken.
Druk op Gebruik warmte van aandrijving om het klimaatcomfort te starten.
Handhaving klimaatcomfort wordt ingeschakeld/uitgeschakeld en de knop gaat branden/dooft.
N.b.
Het is niet mogelijk om de functie voor handhaving van het klimaatcomfort te starten, als de restwarmte in de motor niet volstaat om het interieurklimaat op peil te houden of als de buitentemperatuur hoger is dan zo'n 20 °C (68 °F).
N.b.
Handhaving klimaatcomfort wordt uitgeschakeld als de auto van buitenaf wordt vergrendeld om niet onnodig restwarmte te gebruiken. De functie dient om het klimaatcomfort te behouden, wanneer u en/of passagiers in de auto achterblijven.
Voor handhaving van klimaatcomfort bij koud weer geldt een tijdsbeperking, afhankelijk van de beschikbare hoeveelheid restwarmte.