Beperkingen van de stuurhulp bij dreigende staartbotsing

Het systeem kent mogelijk beperkingen in de volgende situaties, zodat bijv. niet wordt ingegrepen in de volgende gevallen:
  • bij kleinere voertuigen zoals motorfietsen
  • als uw eigen auto voor het merendeel in de aangrenzende rijbaan is belandt
  • op wegen/rijstroken met onduidelijke of ontbrekende zijmarkeringen
  • buiten het snelheidsbereik 60–140 km/h (37–87 mph)
  • als de stuurbekrachtiging met een beperkt vermogen werkt – zoals bij koeling op grond van oververhitting (zie het artikel "Snelheidsafhankelijke stuurkracht").
Voorbeelden van andere lastige omstandigheden:
  • wegwerkzaamheden
  • winterse wegomstandigheden
  • smalle wegen
  • slecht wegdek
  • zeer sportief rijgedrag
  • slecht weer met beperkt zicht.

In deze veeleisende situaties kan het systeem u moeilijk op de juiste manier helpen – het wordt dan geadviseerd om het systeem uit te schakelen.

 N.b.

Het systeem maakt gebruik van de camera-eenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie hoofdstuk 'Beperkingen van de camera-eenheid'.

 N.b.

De functie maakt gebruik van de radareenheid van de auto, die een aantal algemene beperkingen heeft, zie het artikel "Beperkingen van de radareenheid".

Het systeem gebruikt niet alleen de gecombineerde camera en radarsensor maar ook de radarsensor achter op de auto. Deze sensor heeft enkele beperkingen die u als bestuurder moet kennen - zie aanvullende informatie in het artikel "Beperkingen van BLIS".