Er zijn twee soorten klimaatregelingen:
N.b.
U kunt de airconditioning (AC) uitschakelen, maar voor optimaal klimaatcomfort in de passagiersruimte en om te voorkomen dat de ruiten beslaan dient u de airconditioning altijd te laten aanstaan.
Waar u op moet letten
- Voor optimale werking van de airconditioning moet u de zijruiten gesloten houden.
- Bij warm weer kunt u de doorluchtfunctie gebruiken om alle zijruiten tegelijk korte tijd te openen en weer te sluiten en op die manier snel voor frisse lucht in de auto te zorgen.
- Veeg sneeuw en ijs van de luchtinlaat voor de klimaatregeling (de opening tussen de motorkap en de voorruit).
- In warme weersomstandigheden kan er ter hoogte van de airconditioning een plasje water onder de auto ontstaan. Dit is volkomen normaal.
- Wanneer de motor het maximale vermogen nodigt heeft (bijvoorbeeld als u volgas optrekt of met een aanhanger achter de auto een helling oprijdt), is het mogelijk dat de airconditioning tijdelijk wordt uitgeschakeld. Er kan dan een tijdelijke temperatuurstijging optreden.
- Maak in eerste instantie gebruik van de ontwasemingsfunctie om condens van de binnenkant van de ruiten te verwijderen. Houd de binnenzijde van de ruiten schoon om het risico te beperken dat ze beslaan.
Auto’s met Start/Stop*
Bij automatische afzetting van de motor gelden er mogelijk beperkingen voor de werking van bepaalde apparatuur (zoals het ventilatortoerental van de klimaatregeling).
Auto’s met ECO*
Als de functie ECO wordt geactiveerd, kan de functie van bepaalde uitrusting tijdelijk worden gereduceerd of uitgeschakeld, bijvoorbeeld de airconditioning.
N.b.
Bij activering van de ECO-functie worden enkele parameters in de instellingen van de klimaatregeling gewijzigd en gelden functiebeperkingen voor bepaalde elektrische verbruikers. Bepaalde instellingen zijn handmatig te herstellen, maar de volledige functionaliteit is alleen te verkrijgen door de ECO-functie te deactiveren.