Door de beperkingen van de sensor werkt City Safety minder goed – of helemaal niet – bij hevige sneeuw- of regenval, in dichte mist of in dikke stofwolken of stuifsneeuw. Ook condens, vuil, sneeuw en ijs op de voorruit kunnen voor storingen in de werking zorgen.
Hangende voorwerpen zoals vlaggen/wimpels die uitstekende lading markeren of accessoires zoals verstralers en frontbars die boven de motorkap uitsteken zorgen voor functiebeperkingen.
Het laserlicht van de sensor in City Safety meet hoe het licht reflecteert. De sensor kan geen obstakels met een gering reflecterend vermogen waarnemen. De achterkant van voertuigen weerkaatst veelal voldoende licht dankzij de kentekenplaat en de achterlichtreflectoren.
Bij gladheid is de remweg langer waardoor City Safety minder goed in staat is aanrijdingen te voorkomen. In dergelijke situaties zullen het ABS1 en ESC2 voor het maximale remvermogen zorgen met behoud van de stabiliteit.
Wanneer u achteruitrijdt, is City Safety tijdelijk gedeactiveerd.
City Safety wordt niet geactiveerd op lage snelheden (onder 4 km/h), wat betekent dat het systeem niet ingrijpt in situaties waarbij u een voorligger uiterst langzaam nadert zoals tijdens het parkeren.
De commando’s die u zelf geeft hebben altijd voorrang, wat betekent dat City Safety niet ingrijpt in situaties waarbij u duidelijke commando’s geeft via stuurwiel of gaspedaal, zelfs al is een aanrijding onvermijdelijk.
Nadat City Safety een aanrijding met een stilstaand obstakel heeft voorkomen, blijft de auto maximaal 1,5 seconde stilstaan. Als de auto wordt afgeremd wegens een rijdende voorligger, wordt de snelheid begrensd tot dezelfde snelheid als die van de voorligger.
Bij een auto met een handgeschakelde versnellingsbak slaat de motor af wanneer City Safety de auto tot stilstand heeft gebracht, tenzij u daarvoor het koppelingspedaal weet te bedienen.
N.b.
- Houd de voorruit in het gebied vóór de lasersensor vrij van sneeuw, ijs, condens en vuil (zie de afbeelding met de sensorpositie).
- Plak of bevestig geen zaken op de voorruit vóór de lasersensor.
- Haal sneeuw en ijs van de motorkap – de laag sneeuw en ijs mag niet dikker zijn dan 5 cm.
Storingen opsporen en verhelpen
Als de melding Voorruitsensoren afgedekt Zie instructieboek op het instrumentenpaneel verschijnt, worden de lasersensoren gehinderd zodat ze geen voertuigen vóór de auto kunnen registreren. Dit betekent op zijn beurt dat City Safety niet werkt.
De melding Voorruitsensoren afgedekt Zie instructieboek verschijnt echter niet in alle situaties waarbij de lasersensor gehinderd worden – let er daarom op dat u de voorruit en in het bijzonder het gebied vóór de lasersensor zorgvuldig schoonhoudt.
In de volgende tabel staan mogelijke oorzaken van het verschijnen van de melding en suggesties voor passende maatregelen.
Oorzaak | Maatregel |
---|---|
Het voorruitoppervlak vóór de lasersensor is vuil of bedekt met sneeuw of ijs. | Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de lasersensor van vuil, sneeuw en ijs. |
Het zicht van de lasersensor is geblokkeerd. | Verwijder het voorwerp dat het zicht blokkeert. |
Belangrijk
Als het voorruitoppervlak vóór een van beide ‘ogen’ barsten, krassen of steenslag vertoont van ca. 0,5 × 3,0 mm (of groter), neem dan contact op met een erkende werkplaats om de voorruit te laten vervangen (zie de afbeelding met de sensorpositie) – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Als u niets doet, presteert City Safety™ mogelijk minder goed.
Om te voorkomen dat City Safety™ helemaal niet, onjuist of in beperkte mate werkt, geldt tevens het volgende:
- Volvo adviseert u scheurtjes, krassen of sterren in het gebied vóór de lasersensor niet te repareren, maar de complete voorruit te vervangen.
- Voordat de voorruit wordt vervangen, moet u contact opnemen met een erkende Volvo-werkplaats om te controleren of de juiste voorruit wordt besteld en gemonteerd.
- monteer bij vervanging van de ruitenwissers hetzelfde type of een ander type, door Volvo goedgekeurde ruitenwissers.