Maak alleen gebruik van dieselolie van gerenommeerde oliemaatschappijen. Giet nooit dieselolie van twijfelachtige kwaliteit in de tank. Diesel moet voldoen aan de norm EN 590 of JIS K2204. Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreiniging in de brandstof, zoals een te grote hoeveelheid zwaveldeeltjes.
Bij lage temperaturen (–6 °C tot –40 °C) kan de paraffine in de dieselolie uitvlokken. Dit kan tot startproblemen leiden. De grote oliemaatschappijen produceren speciale dieselolie bestemd voor gebruik bij buitentemperaturen rond het vriespunt. Deze dieselolie is dunner bij lage temperaturen en beperkt de kans op vlokvorming in het brandstofsysteem.
De kans op condensatie in de brandstoftank neemt af, als u de tank altijd goed gevuld houdt. Houd tijdens het tanken het gebied rond de vulpijp goed schoon. Voorkom morsen op gelakte oppervlakken. Maak als u gemorst hebt het gebied met water en zeep schoon.
Belangrijk
Er mag uitsluitend brandstof, die aan de Europese dieselstandaard voldoet, worden gebruikt.
Het zwavelgehalte mag maximaal 50 ppm zijn.
Belangrijk
Maak geen gebruik van de volgende dieselolie-achtige brandstoffen:
- speciale toevoegingen (dopes)
- scheepsolie
- stookolie
- FAME1 (Fatty Acid Methyl Ester) of plantaardige olie.
Dergelijke brandstoffen voldoen niet aan de kwaliteitseisen die Volvo stelt en geven aanleiding tot verhoogde vormen van slijtage en motorschade die niet worden gedekt door de garanties van Volvo.
Wanneer u de tank leegrijdt
Op grond van zijn constructie moet het brandstofsysteem mogelijk eerst ontlucht worden om een dieselmotor na bijtanken opnieuw te kunnen starten.
Na motoruitval door brandstofgebrek heeft het brandstofsysteem enige tijd nodig om een controle uit te voeren. Doe in dat geval (ná bijtanken met dieselolie) het volgende, voordat u de motor start:
- Plaats de transpondersleutel in het contactslot en duw deze tot aan de aanslag naar binnen, zie Sleutelstanden voor meer informatie.
- Druk op de START-knop zonder rem- en/of koppelingspedaal te bedienen.
- Wacht ca. 1 minuut.
- Om de motor te starten: Bedien rem- en/of koppelingspedaal en druk opnieuw op de START-knop.
N.b.
Alvorens brandstof te tanken bij een leeggereden tank:
- Breng de auto tot stilstand op een zo egaal/horizontaal mogelijke ondergrond – als de auto overhelt, bestaat er gevaar voor luchtbellen in de brandstoftoevoer.
Waar u op moet letten, wanneer u de tank hebt leeggereden
Probeer te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan. Wanneer u de tank hebt leeggereden, kunt u verder rijden op de resterende stroom in de hybride-accu. Wanneer u vervolgens weer brandstof hebt kunnen tanken, is het mogelijk dat het iets langer duurt voordat de motor aanslaat (tot 30 seconden). In sommige gevallen zijn mogelijk meerdere startpogingen vereist.
Nadat de motor is aangeslagen wordt geadviseerd om deze minstens 5 minuten te laten draaien. Kies de rijstand AWD of POWER voor optimale brandstoftoevoer.
Als de melding Verbrandingsmotor niet beschikbaar Vermogen en actieradius beperkt verschijnt op het informatiedisplay van het instrumentenpaneel – zet de motor dan af en start deze opnieuw om de maximale motorfunctie te herstellen.
Condenswater uit brandstoffilter aftappen
Het brandstoffilter ontdoet de brandstof van condenswater. Condenswater kan anders aanleiding geven tot motorstoringen.
Houdt u zich voor het aftappen van het condenswater aan de specificaties die in uw Service- en garantieboekje staan aangegeven. Ook wanneer u vermoedt dat er vervuilde brandstof is gebruikt, moet u het brandstoffilter aftappen. Voor meer informatie, zie Serviceprogramma van Volvo.