Maak alleen gebruik van dieselolie van gerenommeerde oliemaatschappijen. Giet nooit brandstof van twijfelachtige kwaliteit in de tank. De dieselolie moet voldoen aan de norm EN 590 en/of SS 155435. Dieselmotoren zijn gevoelig voor verontreiniging in de brandstof, zoals metaaldeeltjes en een hoog zwavelgehalte.
Bij lage temperaturen (–6 °C tot –40 °C) kan de paraffine in de dieselolie uitvlokken. Dit kan tot startproblemen leiden. De grote oliemaatschappijen produceren speciale dieselolie bestemd voor gebruik bij buitentemperaturen rond het vriespunt. Deze dieselolie is dunner bij lage temperaturen en beperkt het risico van vlokvorming in het brandstofsysteem.
Het risico van condensatie in de brandstoftank neemt af, als u de tank altijd goed gevuld houdt. Houd tijdens het tanken het gebied rond de vulpijp goed schoon. Voorkom morsen op gelakte oppervlakken. Maak als u gemorst hebt het gebied met water en zeep schoon.
Belangrijk
De dieselolie:
- moet voldoen aan de norm EN 590 en/of SS 155435;
- moet een zwavelgehalte hebben van maximaal 10 mg/kg;
- mag maximaal 7 vol% FAME (Fatty Acid Methyl Ester) bevatten.
Belangrijk
Maak geen gebruik van de volgende dieselolie-achtige brandstoffen:
- speciale toevoegingen (dopes)
- scheepsolie
- stookolie
- FAME1 (Fatty Acid Methyl Ester) of plantaardige olie.
Dergelijke brandstoffen voldoen niet aan de kwaliteitseisen die Volvo stelt en geven aanleiding tot verhoogde vormen van slijtage en motorschade die niet worden gedekt door de garanties van Volvo.
Beperkingen door lage buitentemperaturen
Om te voorkomen dat paraffines (zie voorgaande hoofdstuk) uitvlokken bij gebruik van een dieseloliesoort met een geringe koudebestendigheid is de auto (afhankelijk van de markt) voorzien van een functie die bij lage temperaturen automatisch beperkingen instelt voor het gebruik van de elektrische aandrijving in de stand PURE of HYBRID. In een dergelijke situatie blijft de dieselmotor continu draaien.
De koudebestendigheid van de dieselolie geeft aan hoe geschikt deze brandstof is voor gebruik bij lage temperaturen. Normaal is de koudebestendigheid van de dieselolie afgestemd op de klimaatzone en het seizoen waarin de brandstof gedistribueerd en verkocht wordt.
Naarmate de brandstof in de tank ouder wordt vinden er bij lage temperaturen meer automatische beperkingen plaats. Voor een auto die net getankt is gelden geen beperkingen, maar naarmate de brandstof in de tank ouder wordt (ouderdom in maanden) nemen eventuele beperkingen toe.
De functie past bij lage buitentemperaturen het brandstofverbruik van de auto dusdanig aan dat er verse brandstof (met de juiste koudebestendigheid) kan/moet worden bijgetankt, voordat de aanwezige brandstof in de tank de kritieke temperatuur bereikt.
Ouderdom brandstof
De combinatie van oude dieselolie (met een ouderdom van ca. 5 maanden of meer) en condenswater kan in bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot de groei van algen en bacteriën in het brandstofsysteem en/of oxidatie van de brandstof met motorpech als mogelijk gevolg.
Ter voorkoming van dergelijke problemen heeft de auto een ingebouwde controlefunctie die de ouderdom van de brandstof bijhoudt. In het kader van deze functie verschijnt mogelijk een duidelijke displaymelding, bijvoorbeeld:
- Oude brandstof Start dieselmotor om brandstof te verbr.
- Oude brandstof Motor draait om brandstof te verbr.
- Oude brandstof Vul brandstoftank
Neem in het gegeven geval de aanbevolen maatregel in acht.
Wanneer u de tank leegrijdt
Op grond van zijn constructie moet het brandstofsysteem mogelijk eerst ontlucht worden om een dieselmotor na bijtanken opnieuw te kunnen starten.
Na motoruitval door brandstofgebrek heeft het brandstofsysteem enige tijd nodig om een controle uit te voeren. Doe in dat geval (ná bijtanken met dieselolie) het volgende, voordat u de motor start:
- Plaats de transpondersleutel in het contactslot en duw deze tot aan de aanslag naar binnen. Voor meer informatie, zie Sleutelstanden.
- Druk op de START-knop zonder rem- en/of koppelingspedaal te bedienen.
- Wacht ca. één minuut.
- Om de motor te starten: Bedien rem- en/of koppelingspedaal en druk opnieuw op de START-knop.
N.b.
Alvorens brandstof te tanken bij een leeggereden tank:
- Breng de auto tot stilstand op een zo egaal/horizontaal mogelijke ondergrond – als de auto overhelt, bestaat er gevaar voor luchtbellen in de brandstoftoevoer.
Waar u op moet letten, wanneer u de tank hebt leeggereden
Probeer te voorkomen dat u zonder brandstof komt te staan. Wanneer u de tank hebt leeggereden, kunt u verder rijden op de resterende stroom in de hybride-accu. Wanneer u vervolgens weer brandstof hebt kunnen tanken, is het mogelijk dat het iets langer duurt voordat de motor aanslaat (tot 30 seconden). In sommige gevallen zijn mogelijk meerdere startpogingen vereist.
Nadat de motor is aangeslagen wordt geadviseerd om deze minstens 5 minuten te laten draaien. Kies de rijstand AWD of POWER voor optimale brandstoftoevoer.
Als de melding Verbrandingsmotor niet beschikbaar Vermogen en actieradius beperkt verschijnt op het informatiedisplay van het instrumentenpaneel – zet de motor dan af en start deze opnieuw om de maximale motorfunctie te herstellen.
Condenswater uit brandstoffilter aftappen
Het brandstoffilter ontdoet de brandstof van condenswater. Condenswater kan anders aanleiding geven tot motorstoringen.
Houdt u zich voor het aftappen van het condenswater aan de specificaties die in uw Service- en garantieboekje staan aangegeven. Ook wanneer u vermoedt dat er vervuilde brandstof is gebruikt, moet u het brandstoffilter aftappen. Voor meer informatie, zie Serviceprogramma van Volvo.