De indicator voor laadstroom (1) brandt niet. Het autosymbool (5) brandt continu groen. | Stand-by | - De laadkabel is op de auto aangesloten.
- Opladen is mogelijk maar moet nog worden geactiveerd door de elektronica.
| Wacht totdat de accu volledig is opgeladen. |
Het huidige stroomverbruik wordt weergegeven met een groene indicator (1). Het autosymbool (5) brandt continu groen. | Wordt opgeladen. | - De elektronica van de auto heeft de oplading gestart.
| Wacht totdat de accu volledig is opgeladen. |
De indicator voor laadstroom brandt niet. Het autosymbool (5) brandt rood. | Oplading is niet mogelijk. | - Storing in de communicatie tussen de regeleenheid en de auto.
- De ventilatiefunctie van de elektronica van de auto werkt onvoldoende, niet of gebrekkig.
| - Controleer alle aansluitingen of probeer een ander 230VAC-stopcontact.
- Start de oplading van de accu opnieuw.
|
Het autosymbool (5) brandt continu rood. | Oplading is niet mogelijk. | - De aardlekschakelaar van de laadkabel is in werking getreden.
| - Trek de laadkabel uit het stopcontact van 230 VAC los.
- De aardlekschakelaar wordt gereset en de eenheid herstart.
|
De indicator (1) voor de laadstroom en het huissymbool (3) knipperen rood. | Oplading is niet mogelijk. | De temperatuurcontrole grijpt in voor het stopcontact van 230 VAC. | Start de oplading opnieuw. Neem contact op met de vakman, als het probleem aanhoudt. |