- buiten het snelheidsbereik 50–100 km/h (30–62 mph)
- als u zelf een uitwijkmanoeuvre begint
- als de snelheidsafhankelijke stuurbekrachtiging met een beperkt vermogen werkt – zoals bij koeling op grond van oververhitting.
N.b.
De functie maakt gebruik van de gecombineerde camera en radarsensor van de auto die enkele algemene beperkingen heeft.