Bandenspanningscontrole (TPMS)*1 - bij een lage bandenspanning
Wanneer de bandenspanningscontrole TPMS (Tyre Pressure Monitoring System) waarschuwt, is de bandenspanning in een of meer banden van de auto te laag.
Als een bandenspanningsmelding is verschenen en het controlelampje voor TPMS brandt:
Controleer met een manometer de bandenspanning in de aangegeven band(en).
Pomp de band(en) op tot de juiste spanning zoals aangegeven op de bandenspanningssticker op de B-stijl aan bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier).
Om de melding te verwijderen moet u soms enkele minuten in de auto rijden op een snelheid hoger dan 30 km/h (20 mph). In dat geval dooft het controlelampje voor TPMS ook.
N.b.
- Het TPMS hanteert een zogeheten spanningswaarde die gecorrigeerd wordt op basis van de banden- en buitentemperatuur. Dit betekent dat de bandenspanning iets kan afwijken van de aanbevolen spanningswaarden die staan aangegeven op de bandenspanningssticker op de B-stijl aan bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier). Het is mogelijk dat u de banden tot een iets hogere waarde moet oppompen om de melding voor een lage bandenspanning te laten verdwijnen.
- Controleer de bandenspanning bij koude banden om de verkeerde bandenspanning tegen te gaan. Koude banden hebben dezelfde temperatuur als de omgeving (na ca. 3 uur stilstand). Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de spanning op.
Waarschuwing
- Een verkeerde bandenspanning kan tot bandenpech leiden, waarbij u de controle over de auto kunt verliezen.
- Het systeem kan plotselinge bandenschade onmogelijk voorzien.