Let er tevens op dat de verschillende accessoires het elektrisch systeem belasten. Schakel onderdelen/systemen die veel stroom nemen uit, wanneer de auto is uitgeschakeld. Voorbeelden van dergelijke onderdelen/systemen zijn:
- interieurventilator
- koplampen
- ruitenwisser
- audiosysteem (hoog volume).
Bij een geringe startaccuspanning verschijnt op het informatiedisplay van het instrumentenpaneel de tekst Accuspanning laag Spaarstand. De energiebesparingsfunctie schakelt vervolgens bepaalde onderdelen/systemen uit of verlaagt de belasting van de accu door bijvoorbeeld de interieurventilator lager te zetten en/of het audiosysteem uit te schakelen.
Laad de startaccu dan op door de auto te starten en de motor minstens 15 minuten te laten draaien – de startaccu wordt beter opgeladen tijdens het rijden dan bij stilstand met een stationair draaiende motor.