Als een bandenspanningsmelding is verschenen en het controlelampje voor TPMS brandt:
Controleer met een manometer de bandenspanning in de aangegeven band(en).
Pomp de band(en) op tot de juiste spanning zoals aangegeven op de bandenspanningssticker op de B-stijl aan bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier).
Om de melding te verwijderen moet u soms enkele minuten in de auto rijden op een snelheid hoger dan 30 km/h (20 mph). In dat geval dooft het controlelampje voor TPMS ook.
N.b.
- Het TPMS hanteert een zogeheten spanningswaarde die gecorrigeerd wordt op basis van de banden- en buitentemperatuur. Dit betekent dat de bandenspanning iets kan afwijken van de aanbevolen spanningswaarden die staan aangegeven op de bandenspanningssticker op de B-stijl aan bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier). Het is mogelijk dat u de banden tot een iets hogere waarde moet oppompen om de melding voor een lage bandenspanning te laten verdwijnen.
- Controleer de bandenspanning bij koude banden om de verkeerde bandenspanning tegen te gaan. Koude banden hebben dezelfde temperatuur als de omgeving (na ca. 3 uur stilstand). Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de spanning op.
Waarschuwing
- Een verkeerde bandenspanning kan tot bandenpech leiden, waarbij u de controle over de auto kunt verliezen.
- Het systeem kan plotselinge bandenschade onmogelijk voorzien.