De vierwielaandrijving is altijd ingeschakeld
Bij vierwielaandrijving (All Wheel Drive) worden alle vier de wielen van de auto tegelijk aangedreven.
Het motorkoppel wordt automatisch over de voor- en achterwielen verdeeld. Een elektronisch gestuurd koppelingssysteem verdeelt het vermogen over het wielpaar dat op dat moment de beste grip op het wegdek heeft. Dit om optimale wegligging te verkrijgen en wielspin te voorkomen. Bij normaal rijden worden de voorwielen naar verhouding iets sterker aangedreven dan de achterwielen.
De vierwielaandrijving verhoogt de rijveiligheid tijdens regen- en sneeuwval en bij ijzel.