Ruitenwissers1
Ruitenwissers uitgeschakeld
Haal de hendel naar stand 0 om de ruitenwissers uit te schakelen.
Enkele slag
Haal de hendel omhoog en laat deze los om de wissers een enkele slag te laten maken.
Intervalstand
Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen per eenheid van tijd instellen, wanneer u de intervalstand hebt geselecteerd.
Ononderbroken wissen
De wissers bewegen op normale snelheid.
De wissers bewegen op hoge snelheid.
Belangrijk
Belangrijk
Belangrijk
Servicestand wisserbladen
Voor het reinigen van voorruit/wisserbladen en het vervangen van wisserbladen, zie Wasstraat en Wisserbladen.
Regensensor*
De regensensor registreert de hoeveelheid regen op de voorruit en schakelt automatisch de ruitenwissers op de voorruit in. De gevoeligheid van de regensensor is in te stellen met het duimwiel.
Wanneer de regensensor actief is, brandt het lampje in de bijbehorende knop en verschijnt het regensensorsymbool op het instrumentenpaneel.
Activeren en gevoeligheid instellen
Om de regensensor te activeren moet de motor draaien of de transpondersleutel in stand I of II staan en de ruitenwisserhendel in stand 0 of die voor een enkele wisslag.
Activeer de regensensor door op de regensensorknop te drukken. De ruitenwissers maken een slag.
Als u de hendel omhooghaalt, maken de ruitenwissers een extra slag.
Draai het duimwiel omhoog voor een grotere gevoeligheid en omlaag voor een lagere gevoeligheid. (De wissers maken een extra slag, wanneer u het duimwiel omhoogdraait.)
Deactiveren
Deactiveer de regensensor met een druk op de regensensorknop of haal de hendel omlaag naar een ander wisprogramma.
De regensensor wordt automatisch gedeactiveerd, wanneer u de transpondersleutel uit het contactslot neemt of vijf minuten nadat u de motor hebt afgezet.
Belangrijk
Koplamp- en ruitensproeiers
Ruitensproeiers voorruit
U activeert de sproeiers van de voorruit en de koplampen door de hendel naar het stuurwiel toe te trekken.
Nadat u de hendel hebt losgelaten maken de ruitenwissers op de voorruit nog enkele slagen en worden de koplampen gesproeid.
Verwarmde sproeikoppen*
De sproeikoppen worden bij vorst automatisch verwarmd om te voorkomen dat de sproeiervloeistof bevriest.
Hogedruksproeiers koplampen*
De hogedruksproeiers van de koplampen verbruiken een grote hoeveelheid sproeiervloeistof. Om vloeistof te besparen, worden de koplampen alleen iedere vijfde keer dat u de voorruitsproeiers activeert gesproeid.
Gereduceerde sproeifunctie
Wanneer er nog zo'n 1 liter sproeiervloeistof in het reservoir zit en op het instrumentenpaneel de melding verschijnt dat u sproeiervloeistof moet bijvullen, worden de koplampen en de achterruit niet langer schoongesproeid. Dit omdat de sproeifunctie van de voorruit en een goed zicht door de voorruit de voorrang hebben.
Achterruit wissen en sproeien
Wanneer u de hendel naar voren haalt (zie pijl op bovenstaande afbeelding), activeert u de ruitenwisser/-sproeier van de achterklep.
N.b.
Ruitenwisser achterklep, achteruitrijden
Als u de auto in de achteruitversnelling zet terwijl de voorste ruitenwissers actief zijn, zal de intervalstand van de ruitenwisser op de achterklep starten2. Bij het inschakelen van een andere versnelling valt de ruitenwisser op de achterklep stil.
Als de ruitenwisser op de achterklep echter al op continue snelheid werkt, vindt er geen wijziging plaats.