Om de ACC te starten:
- Druk op de stuurtoets – op het instrumentenpaneel (8) gaat een vergelijkbaar WIT symbool branden om aan te geven dat de adaptieve cruisecontrol stand-by staat.
Om de ACC te activeren:
- Druk bij de gewenste snelheid op de stuurtoets of .
> | De actuele snelheid wordt opgeslagen in het geheugen, het instrumentenpaneel toont korte tijd een ‘vergrootglas’ (6) rond de ingestelde snelheid en de bijbehorende markering verkleurt van WIT naar GROEN. |
Als dit symbool van WIT naar GROEN verkleurt, is de ACC actief en houdt deze de auto op de ingestelde snelheid.
Alleen als op het symbool de afbeelding van een ander voertuig verschijnt, wordt de afstand tot de voorligger geregeld door de ACC.
Tegelijkertijd wordt een snelheidsinterval gemarkeerd:
- de hogere snelheid met de GROENE markering is de voorgeprogrammeerde snelheid
- de lagere snelheid is de snelheid van de voorligger.
Opgeslagen snelheid wijzigen
U wijzigt de opgeslagen snelheid door de stuurknop of kort of lang in te drukken.
- Kort indrukken - elke keer drukken komt overeen met +/- 5 km/h.
- Houd de knop ingedrukt en laat los bij de gewenste snelheid.
De laatst verrichte aanpassing wordt in het geheugen opgeslagen.
Als u de snelheid verhoogt met het gaspedaal voordat u de /-knop indrukt, wordt de actuele rijsnelheid opgeslagen die geldt bij het indrukken van de knop.
Wanneer u tijdelijk gas geeft via het gaspedaal zoals bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling ongewijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
N.b.
Als u een knop van de adaptieve cruisecontrol meerdere minuten ingedrukt houdt, wordt de cruisecontrol geblokkeerd en uitgeschakeld. Om de cruisecontrol dan weer te kunnen activeren moet u de auto tot stilstand brengen en de motor opnieuw starten.
In bepaalde situaties is heractivering van de cruisecontrol niet mogelijk – in dat geval verschijnt Adaptieve cruise control control niet beschikbaar op het instrumentenpaneel.