Dicht een lek met de noodreparatieset voor banden, Temporary Mobility Kit (TMK).
Overzicht
Aansluiten
Zet de gevarendriehoek op en schakel de alarmlichten in, als u een lekke band moet afdichten langs een drukke weg.
Laat een eventuele spijker of iets dergelijks in de lekke band zitten. Het lek is zo beter af te dichten.
Verwijder de sticker met de toegestane maximumsnelheid die aan de ene kant van de compressor zit. Bevestig de sticker goed zichtbaar aan de binnenkant van de voorruit om u eraan te herinneren de toegestane maximumsnelheid aan te houden. Rijd na gebruik van de noodreparatieset voor banden nooit sneller dan 80 km/h (50 mph).
Controleer of de knop in stand 0 staat en neem de voedingskabel en de luchtslang erbij.
Schroef het oranje deksel van de compressor los en draai de drop van de bus.
N.b.
Voor het gebruik de verzegeling van de bus niet verbreken. Bij het indraaien van de bus wordt de verzegeling automatisch verbroken.
Schroef de bus tot aan de aanslag in de bushouder vast.
De bus en de bushouder zijn voorzien van een terugdraaiblokkering om te voorkomen dat er afdichtmiddel weglekt. U kunt een vastgeschroefde bus niet meer uit de bushouder losdraaien. De bus is alleen in een werkplaats te verwijderen; geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Waarschuwing
Wanneer de borgvloeistof op de huid terechtkomt, moet u de vloeistof met een ruime hoeveelheid water en zeep verwijderen.
Wanneer u afdichtvloeistof in uw oog krijgt, moet u het oog onmiddellijk uitspoelen met oogdouchevloeistof of een ruime hoeveelheid water. Laat het oog bij aanhoudende irritatie nakijken door een arts.
Waarschuwing
Draai de bus niet los, aangezien deze een blokkering heeft om lekkage te voorkomen.
Draai het ventieldopje van de band los.
Controleer of het drukreduceerventiel van de luchtslang volledig vastgeschroefd is en schroef de ventielaansluiting tot aan de aanslag vast over de draadwindingen van het bandventiel.
Sluit de voedingskabel aan op de dichtstbijzijnde 12V-aansluiting en start de auto.
N.b.
Zorg er bij een actieve compressor voor dat geen van de overige 12V-aansluitingen in gebruik is.
Waarschuwing
Laat kinderen niet zonder toezicht in de auto achter als de motor draait.
Schakel de compressor in door de knop in stand I te zetten.
Waarschuwing
Ga nooit naast de band staan terwijl de compressor aan het pompen is. Bij barsten, oneffenheden en dergelijke dient u de compressor onmiddellijk uit te schakelen. Beëindig in dat geval de rit. Het wordt dan geadviseerd een erkende bandenwerkplaats te bezoeken.
N.b.
Als de compressor start, kan de druk tot 6 bar toenemen. De druk daalt echter na ca. 30 seconden.
Vul de band 7 minuten lang met afdichtmiddel.
Belangrijk
Laat de compressor niet langer dan 10 minuten achtereen werken – risico van oververhitting.
Schakel de compressor uit om de bandenspanning van de manometer af te lezen. De bandenspanning moet minimaal 1,8 bar en maximaal 3,5 bar bedragen. (Laat eventueel lucht ontsnappen via het drukreduceerventiel, als de bandenspanning te hoog is.)
Waarschuwing
Als de bandenspanning lager is dan 1,8 bar, is het gat in de band te groot. Beëindig in dat geval de rit. Het wordt dan geadviseerd een erkende bandenwerkplaats te bezoeken.
Schakel de compressor uit en koppel de voedingskabel los.
Schroef de luchtslang los van het bandventiel en plaats het ventieldopje terug op de band.
Plaats de beschermdop op de luchtslang om te voorkomen dat restanten afdichtmiddel weglekken.
Leg zo spoedig mogelijk na de reparatie minstens 3 km af bij een snelheid van maximaal 80 km/h (50 mph), zodat het afdichtmiddel de band kan afdichten.
N.b.
Tijdens de eerste slagen die de band ronddraait spuit er afdichtvloeistof uit het gat.
Waarschuwing
Houd bij het wegrijden omstanders uit de buurt van de auto om te voorkomen dat ze afdichtmiddel op zich krijgen. De afstand moet minimaal twee meter zijn.
Controle achteraf
Sluit de luchtslang aan op het bandventiel en schroef de ventielaansluiting tot aan de aanslag vast over de draadwindingen van het bandventiel. De compressor moet zijn uitgeschakeld.
Lees de bandenspanning van de manometer af.
Bij een spanning lager dan 1,3 bar is de band niet goed afgedicht. Beëindig in dat geval de rit. Neem contact op met een bandenwerkplaats.
Bij een bandenspanning hoger dan 1,3 bar moet u de band oppompen tot de spanning die staat aangegeven op de bandenspanningssticker aan de binnenkant van de portierstijl aan bestuurderszijde (1 bar = 100 kPa). Laat bij een te hoge bandenspanning lucht uit de band ontsnappen.
Als de band moet worden opgepompt:
Sluit de voedingskabel aan op de dichtstbijzijnde 12V-aansluiting en start de auto.
Schakel de compressor in en pomp de band op tot de spanning de bandenspanningssticker.
Schakel de compressor uit.
Koppel de noodreparatieset voor banden los, plaats de beschermdop op de luchtslang, vouw de luchtslang op en plaats deze in de daarvoor bestemde uitsparing.
Leg de noodreparatieset voor banden (TMK) in de bagageruimte.
Waarschuwing
Draai de bus niet los, aangezien deze een blokkering heeft om lekkage te voorkomen.
Plaats het ventieldopje terug op de band.
N.b.
Plaats na het oppompen van een band altijd het ventieldopje terug om schade aan het ventiel door grind, vuil e.d. te voorkomen.
Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen ventieldopjes kunnen roesten en zijn moeilijk los te draaien.
N.b.
Vervang de bus met afdichtmiddel en de slang na gebruik. Volvo adviseert u het vervangen over te laten aan een erkende Volvo-werkplaats.
Waarschuwing
Controleer de bandenspanning regelmatig.
Volvo adviseert u de auto naar de dichtstbijzijnde erkende Volvo-werkplaats te rijden om de beschadigde band te laten vervangen/repareren. Geef aan het werkplaatspersoneel door dat er afdichtmiddel in de band zit.
Waarschuwing
Rijd na het gebruik van de noodreparatieset voor banden niet sneller dan 80 km/h (50 mph). Volvo adviseert een bezoek aan een erkende Volvo-werkplaats voor een inspectie van de gerepareerde band (maximaal 200 km rijden). Het personeel kan bepalen of de band te repareren is of moet worden vervangen.