Zet de draairing in stand - de stadslichten voor/achterlichten gaan branden (ook de kentekenverlichting wordt ingeschakeld).
Als het elektrische systeem van de auto in contactslotstand II staat of als de auto is ingeschakeld, brandt de dagrijverlichting in plaats van de stadslichten vóór. Dit geldt achter niet bij een stilstaande, ingeschakelde auto, als u de draairing vanuit een andere stand in stand draait. In dat geval branden de stadslichten voor/achterlichten.
Als het buiten donker is en de achterklep wordt geopend, gaan de achterlichten branden (als ze al niet zijn ingeschakeld) om het achteropkomende verkeer te waarschuwen. Dat gebeurt altijd, ongeacht de stand van de draairing of de contactslotstand van het elektrische systeem van de auto.
Wanneer u meer dan 30 seconden op een snelheid van maximaal 10 km/h (zo'n 6 mph) rijdt of als de rijsnelheid oploopt tot boven 10 km/h (zo'n 6 mph), gaat de dagrijverlichting branden. U dient dan over te schakelen op een andere stand dan .