Grootlichtsignalen
Haal de stuurhendel naar achteren, naar de stand voor grootlichtsignalen. Het groot licht brandt totdat u de hendel loslaat.
Groot licht
Het groot licht is te activeren met de draairing van de stuurhendel in stand 1 of . Activeer het groot licht door de stuurhendel naar voren te duwen. U kunt de functie deactiveren door de stuurhendel naar achteren te halen.
Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt het symbool op het bestuurdersdisplay.
Automatisch groot licht
Automatisch groot licht is een systeem dat met een camerasensor boven aan de voorruit de koplampen van tegenliggers of de achterlichten van voorliggers registreert en automatisch overschakelt van groot licht naar dimlicht. Het systeem kan ook rekening houden met de straatverlichting.
Wanneer de camerasensor geen tegen-/voorliggers meer waarneemt, wordt weer overgeschakeld naar groot licht.
Auto met halogeenkoplampen
Wanneer de camerasensor geen invallend licht van voor-/tegenliggers waarneemt, schakelt de verlichting enkele seconden later weer over naar groot licht.
Auto met led2-koplampen*
Wanneer bij automatisch groot licht met automatische in-/uitschakeling3 de camerasensor geen invallend licht van voor-/tegenliggers meer waarneemt, schakelt de verlichting enkele seconden later weer over naar groot licht.
Bij automatisch groot licht met adaptatiefunctie3 blijft in tegenstelling tot wat er gebeurt bij de standaarddimfunctie dat deel van de lichtbundel dat naast tegen- of voorliggers valt op grootlichtsterkte branden – alleen dat deel van de lichtbundel dat rechtstreeks op de tegenliggers/voorliggers gericht is wordt gedimd.
Wanneer de camerasensor geen invallend licht van voor-/tegenliggers waarneemt, schakelt de verlichting enkele seconden later weer over naar volledig groot licht.
Activeren/deactiveren
Het systeem kan starten bij ritten in het donker, wanneer de auto op een snelheid van zo'n 20 km/h (12 mph) of hoger rijdt.
Activeer/deactiveer automatisch groot licht door de draairing op de stuurhendel naar stand te draaien en weer los te laten. Deactiveren van automatisch groot licht wanneer het groot licht aanstaat, leidt ertoe dat er direct wordt overgeschakeld op dimlicht.
Wanneer automatisch groot licht geactiveerd is, licht het symbool op het bestuurdersdisplay wit op.
Wanneer het groot licht ontstoken is, brandt het symbool blauw. Bij led-koplampen geldt dit ook bij gedeeltelijk groot licht, dat wil zeggen zodra de lichtbundel iets sterker brandt dan het geval is bij dimlicht.
Handmatige bediening
N.b.
Houd de voorruit in het gebied vóór de camerasensor vrij van ijs, sneeuw, condens en vuil.
Plak of monteer niets op de voorruit vóór de camerasensor, aangezien één of meer camera’s voor het systeem hierdoor slechter of niet meer werken.
Als dit symbool samen met de melding Actief grootlicht Tijdelijk niet beschikbaar op het bestuurdersdisplay verschijnt, moet u handmatig overschakelen tussen groot licht en dimlicht. Desondanks kan de draairing van de stuurhendel in stand staan. Het symbool dooft, wanneer deze melding verschijnt.
Hetzelfde geldt als dit symbool samen met de melding Voorruitsensor Sensor afgedekt, zie handleiding verschijnt.
Automatisch groot licht is mogelijk tijdelijk niet beschikbaar, zoals in dichte mist of bij zware regenval. Wanneer automatisch groot licht weer beschikbaar is of als de voorruitsensoren niet langer geblokkeerd zijn, verdwijnt de melding en gaat het symbool branden.
Waarschuwing
Actief groot licht is een systeem dat u helpt om in ongunstige omstandigheden de optimale verlichting te kiezen.
Als bestuurder bent u echter altijd verplicht om handmatig te wisselen tussen groot licht en dimlicht, als dat gezien de verkeerssituatie en/of weersgesteldheid vereist is.
Belangrijk
Voorbeelden van situaties waarin u mogelijk moet wisselen tussen groot licht en dimlicht:
- in zware regen of dichte mist
- bij ijsregen
- bij stuifsneeuw of sneeuwmodder
- bij maanlicht
- bij ritten in zwak verlichte bebouwde gebieden
- bij voorliggers met een zwakke voertuigverlichting
- bij voetgangers op of naast de weg
- bij sterk reflecterende voorwerpen zoals borden in de buurt van de weg
- als de verlichting van tegenliggers schuilgaat achter bijvoorbeeld vangrails
- bij verkeer op verbindingswegen
- op het hoogste punt van heuvels en het laagste punt van dalen
- in scherpe bochten.
Lees meer over de beperkingen van de camerasensor in het artikel "Beperkingen van City Safety".