De functie meet de beschikbare ruimte en stuurt de auto – aan u de taak om:
- het gebied rond de auto goed in de gaten te houden
- de instructies op het middendisplay te volgen
- te schakelen (vooruit/achteruit) – een belsignaal geeft aan wanneer u moet schakelen.
- een veilige snelheid aan te houden
- te remmen en te stoppen.
Symbolen, grafische voorstellingen en/of teksten op het middendisplay geven aan, wanneer u iets moet doen.
- Er is geen aanhangwagen aan de auto gekoppeld
- De snelheid is lager dan 30 km/h (20 mph).
N.b.
Parkeren
- Het parkeervak wordt gezocht en gemeten.
- De auto wordt achteruit het vak ingestuurd.
- De auto wordt netjes in het midden van het vak geparkeerd – het systeem kan u vragen om te schakelen en te remmen.
Parkeervakken zoeken en meten
De functie is te activeren op het functiescherm van het middendisplay.
Deze is ook bereikbaar vanuit de camerabeelden.
Rijd maximaal 30 km/h (20 mph) voordat u gaat fileparkeren of maximaal 20 km/h (12 mph) voordat u achteruit gaat insteken.
N.b.
De functie zoekt een geschikte ruimte om te parkeren, geeft instructies en parkeert de auto aan de passagierskant in. Desgewenst kunt u de auto ook aan de bestuurderszijde van de straat parkeren:
- Schakel de richtingaanwijzers aan de bestuurderszijde in, waarna het systeem een geschikte parkeerplek aan deze kant van de straat zoekt.
Achteruit inparkeren
N.b.
- Kom niet met uw handen aan het stuurwiel wanneer de functie is geactiveerd.
- Let erop dat het stuurwiel niet door iets wordt gehinderd en vrij kan draaien.
- Wacht voor het beste resultaat totdat het stuurwiel is uitgedraaid, voordat u achteruit/vooruit rijdt.
Auto netjes in het midden van het parkeervak parkeren
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd, waarna met grafische voorstellingen en een melding wordt aangegeven dat het insteken is afgerond. U moet mogelijk later corrigeren – alleen u kunt beoordelen of de auto goed geparkeerd staat.