Vanaf het middendisplay is het mogelijk om het laadpercentage in te stellen, de laadkabel te ontgrendelen, de stroomsterkte in te stellen en het laden te plannen.
Om naar de laadweergave op het middendisplay van de auto te gaan, drukt u op en vervolgens op Opladen. De laadweergave op het middendisplay wordt ook geactiveerd als het laden wordt gestart.
Belangrijk
Volvo raadt het ten zeerste af om de auto te laden met wisselstroom van 100-120 V in combinatie met een stroomsterkte lager dan 10 A.
Laadlimiet instellen
Belangrijk
Volg de aanbevelingen over het hanteren van de hoogvoltaccu voor een optimale levensduur en prestaties.
Laden inroosteren
Bij laden met wisselstroom kan het laden worden ingeroosterd en kan worden ingesteld wat de start- en stoptijden voor het laden zijn.
Kies Opladen → Timer instellen op het middendisplay en activeer daarna het plannen bij Opladen plannen. Trek aan de bediening bij en om de gewenste start- en stoptijd voor laden in te stellen.
Deactiveer het plannen van de oplading met de bediening bij Opladen plannen.
De instellingen voor de geplande oplading tijdelijk negeren
Het is mogelijk de instellingen voor de geactiveerde geplande oplading te negeren zonder dat u het plannen hoeft te deactiveren. Dat kan bijvoorbeeld handig zijn als de auto een geplande oplading heeft voor 's nachts, maar buiten deze periode weer geladen moet worden als deze bijvoorbeeld na gebruik geparkeerd staat.
Sluit de laadkabel aan op de auto - het led-lampje bij de laadaansluiting van de auto gaat blauw branden als de auto is ingesteld op laden volgens het ingestelde schema. Er vindt geen laden plaats als dit buiten de geplande periode plaatsvindt.
Haal de kabel eruit en sluit deze weer aan.
Het led-lampje bij de laadaansluiting van de auto knippert/brandt groen en de auto wordt geladen. De geplande oplading is nog steeds geactiveerd als de auto de volgende keer voor laden wordt aangesloten.
N.b.
Het LED-lampje van de laadaansluiting geeft de status voor de oplading van de hoogvoltaccu aan en niet of de auto stroom gebruikt, bijvoorbeeld bij gebruik van de klimaatregeling. Ook als het LED-lampje aangeeft dat het laden gereed is of dat geplande oplading geactiveerd is, kan de auto toch nog stroom uit het stopcontact halen. Om de actieradius van de auto niet te beïnvloeden, wordt stroom in eerste instantie uit het stopcontact en niet uit de accu gehaald om de eventuele extra belastingen van de auto te verzorgen (zoals standverwarming enz.).
Laadkabel ontgrendelen en vergrendelen
Druk op Kabel ontgrendelen op het middendisplay om de laadkabel te ontgrendelen en het laden te beëindigen. U kunt de kabel in de laadaansluiting vergrendelen door op Kabel vergrendelen op het middendisplay te drukken. Bij laden via een stopcontact/laadstation (AC-laden) wordt het laden dan automatisch hervat. Bij snelladen (DC-laden) wordt het laden niet automatisch hervat.
Stroomsterkte instellen
Bij het laden met wisselstroom1 is het mogelijk om de maximale stroomsterkte waarmee de auto kan worden opgeladen te beperken.
Kies Opladen en de pijl bij Stroomlimiet (A). Druk op + om de stroomsterkte te verhogen of op - om de stroomsterkte te verlagen2.
Bij laden met meer dan 1 fase verschijnt op het bestuurdersdisplay een gemiddelde waarde van de ingestelde stroomsterkte3.
N.b.
De stroomsterkte kan worden beperkt door het laadstation, de laadkabel of het hoogvoltsysteem van de auto. Het is niet gegarandeerd dat de auto met de vermelde stroomsterkte kan laden als deze hoger is dan wat het laadstation of de laadkabel toestaat.