Alarm* activeren en deactiveren
Alarm activeren
- op de vergrendelingsknop op de transpondersleutel te drukken
- het gemarkeerde gebied op de buitenportiergrepen of de met rubber beklede drukplaat1 op de achterklep aan te raken.
Bij een auto met passieve vergrendeling/ontgrendeling* en elektrische achterklepbediening* kunt u ook gebruikmaken van de knop aan de onderzijde van de achterklep om de auto te vergrendelen en het alarmsysteem in te schakelen.
Alarm deactiveren
- op de ontgrendelingsknop op de transpondersleutel te drukken
- een van de portiergrepen beet te pakken of op het met rubber beklede drukplaatje1 op de achterklep te drukken.
Alarm deactiveren zonder een werkende transpondersleutel
Ook als de transpondersleutel niet werkt, bijvoorbeeld als de batterij leeg is, kan de auto worden ontgrendeld en kan het alarmsysteem worden gedeactiveerd.
Plaats de transpondersleutel op het sleutelsymbool in de back-uplezer, die in het opbergvak van de tunnelconsole zit.
Druk op de startknop.
Geactiveerd alarm uitschakelen
Druk op de ontgrendelingsknop van de transpondersleutel of zet de auto in contactslotstand I door op de startknop te drukken.
Let op
- Let erop dat het alarm wordt geactiveerd bij vergrendeling van de auto.
- Als een van de portieren van de binnenzijde wordt geopend, gaat het alarm af.
Automatische activering en heractivering van het alarm
De automatische heractivering van het alarm voorkomt dat u de auto verlaat zonder het alarmsysteem uit te schakelen.
Als u geen van de portieren noch de achterklep binnen twee minuten na uitschakeling van het alarm opent wanneer de auto met de transpondersleutel ontgrendeld (en het alarm gedeactiveerd) is, wordt het alarm automatisch opnieuw ingeschakeld. De auto wordt bovendien opnieuw vergrendeld.
Op bepaalde markten vindt automatische activering van het alarm plaats, als u na het openen en sluiten van het bestuurdersportier vergeet te vergrendelen.