Voorwaarden voor het Start/Stop-systeem
Het Start/Stop-systeem werkt alleen, wanneer aan bepaalde voorwaarden is voldaan.
Als niet aan al deze voorwaarden is voldaan, wordt dit aangegeven op het bestuurdersdisplay.
Autostop werkt niet
In de volgende gevallen werkt de autostart niet:
- de auto heeft na het starten geen snelheid van zo'n 10 km/h (6 mph) bereikt.
- na een aantal opeenvolgende autostops moet de snelheid weer boven zo'n 10 km/h (6 mph) komen vóór de volgende autostop.
- de bestuurder heeft zijn/haar veiligheidsgordel losgenomen.
- de capaciteit van de startaccu is onder de toelaatbare ondergrens gedoken.
- de motor heeft de normale bedrijfstemperatuur niet bereikt.
- de buitentemperatuur ligt onder ca. -5 °C (23 °F) of boven ca. 37 °C (98 °F).
- de elektrische voorruitwarming wordt geactiveerd.
- de omstandigheden in de passagiersruimte wijken af van de ingestelde waarden.
- u rijdt achteruit met de auto.
- de temperatuur van de startaccu ligt onder of boven de toelaatbare grenswaarden.
- u maakt grote stuurbewegingen.
- de weg is erg steil.
- u ontgrendelt de motorkap.
- bij ritten op grote hoogte waarbij de motor niet op de bedrijfstemperatuur heeft bereikt.
- het ABS is geactiveerd.
- bij een krachtige remmanoeuvre (ook zonder dat het ABS actief is).
- de beveiliging tegen oververhitting van de startmotor is in werking getreden door frequente starts in korte tijd.
- het roetfilter van de uitlaatgasreiniging is verzadigd1.
- er is een aanhangwagen aangesloten op het elektrische systeem van de auto.
- de versnellingsbak heeft de normale bedrijfstemperatuur niet bereikt.
- de keuzehendel staat in de stand M (±).
Autostart werkt niet
In de volgende gevallen werkt de autostart niet nadat de motor automatisch werd afgezet:
- De bestuurder draagt geen gordel, de keuzehendel staat in stand P en het bestuurdersportier staat open - er moet op de normale manier worden gestart.
Autostart zonder dat u het rempedaal loslaat
In de volgende gevallen vindt autostart plaats, ook al hebt u het rempedaal niet losgelaten:
- de ruiten beslaan door de hoge luchtvochtigheidsgraad in het interieur.
- de omstandigheden in de passagiersruimte wijken af van de ingestelde waarden.
- er wordt tijdelijk veel stroom afgenomen of de capaciteit van de startaccu is onder de toelaatbare ondergrens gezakt.
- u bedient het rempedaal met pompende bewegingen.
- u ontgrendelt de motorkap.
- de auto begint te rollen of gaat iets sneller rijden als de auto automatisch is afgezet zonder helemaal stil te staan.
- u hebt de veiligheidsgordel afgedaan met de keuzehendel in stand D of N.
- u zet de keuzehendel van D in stand R of M (±).
- u opent het bestuurdersportier met de keuzehendel in stand D - een "belsignaal" en een tekstbericht geven aan dat het contact ingeschakeld is.
Waarschuwing
Open de motorkap niet na een automatische motorstop. Zet de motor op de normale wijze af alvorens de motorkap te openen.