Interieurverlichting
Alle verlichting in het interieur is handmatig in en uit te schakelen binnen 5 minuten nadat:
- de auto is afgezet en het elektrische systeem in contactslotstand 0 staat
- de auto ontgrendeld is zonder dat deze is gestart.
Plafondverlichting voorin
Leeslampjes
De leeslampjes links of rechts doet u aan of uit door kort op de bijbehorende knop op de plafondconsole te drukken. De lichtsterkte is aan te passen door de knop ingedrukt te houden.
Interieurverlichting
De vloerverlichting en plafondverlichting zijn in en uit te schakelen door de bijbehorende knop op de plafondconsole kort in te drukken.
Automatische bediening voor interieurverlichting
De automatische verlichting is te activeren door de AUTO-knop op de plafondconsole kort in te drukken. Met de automatische verlichting geactiveerd brandt het led-lampje in de knop en de interieurverlichting gaat branden en dooft zoals hieronder vermeld.
De interieurverlichting:
- gaat branden, wanneer de auto wordt ontgrendeld en wanneer deze wordt uitgeschakeld
- dooft, wanneer de auto wordt gestart en wanneer deze wordt vergrendeld
- wordt in- en uitgeschakeld bij het openen of sluiten van een portier
- blijft 2 minuten branden, als een van de portieren openstaat.
Plafondverlichting achterin*
In het achterste deel van de auto zitten leeslampjes, die ook als interieurverlichting dienen.
De leeslampjes zijn in en uit te schakelen met een korte druk op de knop van het lampje. De lichtsterkte is aan te passen door de knop ingedrukt te houden.
Verlichting dashboardkastje
De verlichting in het dashboardkastje wordt in- en uitgeschakeld bij het openen en sluiten van de klep van het kastje.
Spiegelverlichting zonneklep*
De verlichting van de spiegel in de zonneklep wordt bij het openen en sluiten van het spiegelklepje in- en uitgeschakeld.
Grondverlichting*
De grondverlichting wordt in- of uitgeschakeld bij het openen of sluiten van het desbetreffende portier.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting wordt bij het openen en sluiten van de achterklep automatisch in- of uitgeschakeld.
Sierverlichting
De omringende sierverlichting gaat branden bij het openen van de portieren en dooft bij het vergrendelen van de auto. De sterkte van de sierverlichting is aan te passen op het middendisplay en tevens fijn af te stemmen met het duimwiel op het instrumentenpaneel.
Sfeerverlichting*
De auto is uitgerust met led-verlichting waarvan de kleur te wijzigen is. Deze verlichting brandt, wanneer de auto is ingeschakeld. De sterkte van de sfeerverlichting is aan te passen op het middendisplay en tevens fijn af te stellen met het duimwiel op het dashboard.
Verlichting in portiervakken
De verlichting in de opbergvakken van portieren gaat branden bij het openen van de portieren en dooft bij het vergrendelen van de auto. De lichtsterkte is fijn af te stellen met behulp van het duimwiel op het dashboard.
Verlichting in voorste bekerhouder van tunnelconsole
De verlichting van de bekerhouder voorin gaat branden bij ontgrendeling van de auto en dooft bij vergrendeling. De lichtsterkte is fijn af te stellen met behulp van het duimwiel op het dashboard.