Actieve parkeerhulp* gebruiken

De actieve parkeerhulp (PAP1) helpt u in drie fasen bij het parkeren. De functie kan u ook helpen om uit een parkeervak te rijden.

De functie meet de beschikbare ruimte en stuurt de auto – aan u de taak om:

  • het gebied rond de auto goed in de gaten te houden
  • de instructies op het middendisplay te volgen
  • te schakelen (vooruit/achteruit) – een geluidssignaal geeft aan wanneer u moet schakelen
  • een veilige snelheid aan te houden
  • te remmen en te stoppen.

Er verschijnen symbolen, grafische voorstellingen en/of teksten op het middendisplay, wanneer u iets moet doen.

De functie is te activeren als na het starten van de motor aan de volgende criteria is voldaan:
  • Er is geen aanhangwagen aan de auto gekoppeld
  • De snelheid is lager dan 30 km/h (20 mph).

 N.b.

De afstand tussen de auto en parkeervakken moet 0,5–1,5 meter (1,6–5,0 ft) bedragen, wanneer de functie de omgeving aftast op zoek naar een passende parkeerplek.

Inparkeren met actieve parkeerhulp

De functie parkeert de auto aan de hand van de volgende stappen:
  1. Het parkeervak wordt gezocht en gemeten.
  2. De auto wordt achteruit het vak ingestuurd.
  3. De auto wordt netjes in het midden van het vak geparkeerd – het systeem kan u vragen om te schakelen en te remmen.

Parkeervakken zoeken en meten

P5-1507-Park Assist Pilot symbol

De functie is te activeren op het functiescherm van het middendisplay.

Deze is ook bereikbaar vanuit de camerabeelden.

  • GROENE knopindicatie – de functie is geactiveerd.
  • GRIJZE knopindicatie – de functie is gedeactiveerd.
P5-1507-Parallel parking Scan + Stop
Principe voor het zoeken bij fileparkeren.
P5-1507-Park Assist Pilot, perpendicular parking Scan + Stop
Principe voor het zoeken bij haaks parkeren.

Rijd maximaal 30 km/h (20 mph) voordat u gaat parkeren.

Tik op de knop Inparkeren in het functiescherm of in het camerascherm.
De functie zoekt een parkeervak en meet of dit vak groot genoeg is.
Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het beeld en de melding op het middendisplay u vertellen dat er een geschikte parkeerplaats gevonden is.
Er verschijnt een pop-upvenster.
Kies Fileparkeren of Haaks parkeren en schakel de achteruitversnelling in.

 N.b.

De functie zoekt een geschikte ruimte om te parkeren, geeft instructies en parkeert de auto aan de passagierskant in. Desgewenst kunt u de auto ook aan de bestuurderszijde van de straat parkeren:

  • Schakel de richtingaanwijzers aan de bestuurderszijde in, waarna het systeem een geschikte parkeerplek aan deze kant van de straat zoekt.

Achteruit inparkeren

P5-1507-Parallel parking reverse
Principe voor het achteruit insteken bij fileparkeren.
P5-1507-Park Assist Pilot, perpendicular parking reverse
Principe voor het achteruit insteken bij haaks parkeren.
Controleer of de ruimte achter u vrij is en schakel de achteruitversnelling in.
Rijd langzaam en voorzichtig achteruit en raak het stuurwiel niet aan – rijd niet sneller dan zo'n 7 km/h (4 mph).
Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het beeld en de melding op het middendisplay u hiertoe verzoeken.

 N.b.

  • Kom niet met uw handen aan het stuurwiel wanneer de functie is geactiveerd.
  • Let erop dat het stuurwiel niet door iets wordt gehinderd en vrij kan draaien.
  • Wacht voor het beste resultaat totdat het stuurwiel is uitgedraaid, voordat u achteruit/vooruit rijdt.

Auto positioneren in het parkeervak

P5-1507-Parallel parking fixation
Principe voor positionering bij het fileparkeren.
P5-1507-Park Assist Pilot, perpendicular parking fixation
Principe voor positionering bij het haaks parkeren.
Zet de schakelhendel in de stand die het systeem u opdraagt, wacht totdat het stuur is verdraaid en rijd langzaam vooruit.
Zorg dat u klaar bent om te stoppen als het beeld en de melding op het middendisplay u hiertoe verzoeken.
Schakel de achteruitversnelling in en rijd langzaam achteruit.
Zorg dat u klaar bent om te remmen als het beeld en de melding op het middendisplay u hiertoe verzoeken.

Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd, waarna met grafische voorstellingen en een melding wordt aangegeven dat het insteken is afgerond. U moet mogelijk later corrigeren – alleen u kunt beoordelen of de auto goed geparkeerd staat.

 Belangrijk

De waarschuwingsafstand is korter wanneer de sensoren worden gebruikt door de actieve parkeerhulp (PAP2) dan wanneer de Park Assist de sensoren gebruikt.

Automatisch remmen tijdens het parkeren

Als de parkeersensoren tijdens het parkeren een voertuig of een voetganger detecteren in de beoogde rijrichting voor of achter de auto, wordt de auto automatisch afgeremd tot stilstand.

Vervolgens verschijnt een pop-upvenster op het bestuurdersdisplay met de vraag of u de parkeerprocedure wilt annuleren door te tikken op Annuleren of wilt voortzetten door te tikken op Hervatten.

Doe het volgende na de optie Hervatten:

Controleer of het gebied rond de auto vrij is en volg de aanwijzingen op het middendisplay, zoals:

Om door te gaanRijd langzaam van het object vandaan.

  1. * Optie/accessoire.
  2. 1 Park Assist Pilot
  3. 2 Park Assist Pilot