Beperkt zicht
De camera kent ongeveer dezelfde beperkingen als het menselijk oog. Dit houdt in dat hij minder goed "ziet" bij hevige regen- of sneeuwval, in dichte mist of in dikke stofwolken of stuifsneeuw. In dergelijke omstandigheden kunnen functies die gebruikmaken van de camera grote beperkingen ondervinden of tijdelijk gedeactiveerd worden.
Fel tegenlicht, reflecties op het wegdek, besneeuwde of beijzelde wegen, verontreinigde en onduidelijke rijstrookmarkeringen kunnen aanleiding geven tot grote beperkingen voor de systemen die van de camera gebruikmaken om bijvoorbeeld het wegdek af te tasten en andere voertuigen, fietsers, voetgangers en grotere dieren te ontdekken.
Geblokkeerde eenheid
De camera zit aan de binnenkant op het bovenste deel van de voorruit, samen met de radarsensor van de auto.
Belangrijk
Plaats, plak of monteer niets aan de buiten- of binnenkant van de voorruit, vóór of rond de camera- en radareenheid - dat kan de op de camera en radar gebaseerde functies verstoren.
Dit kan er tevens toe leiden dat functies worden gereduceerd, volledig worden uitgeschakeld of niet goed reageren.
Als op het bestuurdersdisplay dit symbool en de melding "Voorruitsensor Sensor afgedekt, zie handleiding" verschijnen, betekent dit dat de gecombineerde camera en radarsensor geen voorliggers, fietsers, voetgangers en grotere dieren voor de auto kan ontdekken en dat de functies die gebruikmaken van de gecombineerde camera en radarsensor mogelijk storingen of beperkingen vertonen, uitgeschakeld worden of verkeerd reageren.
In de volgende tabel staan voorbeelden van mogelijke oorzaken van het verschijnen van de melding en passende maatregelen:
Oorzaak | Maatregel |
---|---|
Het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor is vuil of bedekt met sneeuw of ijs. | Ontdoe het voorruitoppervlak vóór de gecombineerde camera en radarsensor van vuil, sneeuw en ijs. |
Dichte mist en zware regen- of sneeuwval blokkeren de radarsignalen of het zicht van de camera. | Valt niets aan te doen. Bij hevige neerslag werkt de eenheid soms niet. |
De radarsignalen of het zicht van de camera worden gehinderd door opspattend water en opdwarrelende sneeuw van het wegdek. | Valt niets aan te doen. Op weggedeelten met een dikke laag water of sneeuw werkt de eenheid soms niet. |
Er is vuil tussen de binnenkant van de voorruit en de gecombineerde camera en radarsensor gekomen. | Bezoek een werkplaats om de binnenkant van de voorruit achter de behuizing van de eenheid te laten reinigen. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats. |
Fel tegenlicht | Valt niets aan te doen. In betere lichtomstandigheden wordt de camera automatisch opnieuw geactiveerd. |
N.b.
Hoge temperaturen
Bij zeer hoge temperaturen in het interieur zal de gecombineerde camera en radarsensor na het starten van de motor mogelijk tijdelijk worden uitgeschakeld gedurende zo'n 15 minuten om de elektronica te beschermen. Als de temperatuur voldoende gedaald is, wordt de gecombineerde camera en radarsensor automatisch weer opgestart.
Beschadigde voorruit
Belangrijk
Als het voorruitoppervlak vóór een van beide ‘ogen’ van de camera- en radareenheid barsten, krassen of steenslagschade vertoont van ca. 0,5 × 3,0 mm (0,02 × 0,12 in) of groter, neem dan contact op met een werkplaats om de voorruit te laten vervangen. Geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.
Als u niets doet, presteren de bestuurdersondersteuningssystemen die gebruikmaken van de gecombineerde camera en radarsensor mogelijk minder goed.
Dit kan er tevens toe leiden dat functies worden gereduceerd, volledig worden uitgeschakeld of niet goed reageren.
- Volvo adviseert u scheurtjes, krassen of sterren in het gebied vóór de gecombineerde camera en radarsensor niet te repareren, maar de complete voorruit te vervangen.
- Neem alvorens de voorruit te laten vervangen contact op met een erkende Volvo-werkplaats om te controleren of de juiste voorruit wordt besteld en gemonteerd.
- Monteer bij vervanging van de ruitenwissers hetzelfde type of een ander type, door Volvo goedgekeurde ruitenwissers.