Van het bestuurdersdisplay maken deel uit meters, indicatoren en controle- en waarschuwingssymbolen. Wat er op het bestuurdersdisplay wordt weergegeven, hangt af van de uitrusting, instellingen en de op dat moment actieve functies van de auto.
Het bestuurdersdisplay wordt geactiveerd zodra er een portier wordt geopend, d.w.z. in contactslotstand 0. Het bestuurdersdisplay dooft, als het enige tijd niet wordt gebruikt. Om het weer te activeren moet u het volgende doen:
- Bedien het rempedaal.
- Activeer contactslotstand I.
- Open een van de portieren.
Waarschuwing
Waarschuwing
Links | In het midden | Rechts |
---|---|---|
Snelheidsmeter | Controle- en waarschuwingssymbolen | Toerenteller/ECO-meter2 |
Dagtellers | Buitentemperatuurmeter | Schakelindicator |
Kilometerteller3 | Klok | Rijmodus |
Informatie over cruisecontrol en snelheidsbegrenzer | Meldingen, in bepaalde gevallen met grafische voorstellingen | Brandstofmeter |
Verkeersbordinformatie* | Informatie over portieren en gordels | Status van Start/Stop-systeem |
- | Mediaspeler | Actieradius op tank |
- | Navigatiekaart* | Momentaan brandstofverbruik |
- | Telefoon | Appmenu (te activeren met de knoppenset op het stuurwiel) |
- | Stembediening | - |
- | Kompas2 | - |
Dynamisch symbool
Het dynamische symbool in zijn basisvorm.
In het midden van het bestuurdersdisplay staat een dynamisch symbool dat er afhankelijk van het type melding anders uitziet. Een amberkleurige of rode markering rond het symbool geeft de ernstigheidsgraad van controle- en waarschuwingsmeldingen aan. Aan de hand van een animatie is de basisvorm te wijzigen in een groeiend symbool om grafisch aan te geven waar het probleem zich bevindt of om informatie te verduidelijken.