Bij gebruik van de richtingaanwijzers wordt de stuurhulp van Pilot Assist tijdelijk uitgeschakeld. Wanneer de richtingaanwijzer is uitgeschakeld, wordt de stuurhulp automatisch weer geactiveerd als de zijmarkeringen van de rijstrook nog kunnen worden gedetecteerd.
Als Pilot Assist de rijbaan niet goed kan detecteren, bijvoorbeeld als de gecombineerde camera en radarsensor de zijmarkeringen van de rijbaan niet kan zien, schakelt Pilot Assist de stuurhulp tijdelijk uit - de snelheids- en afstandsregelingen blijven echter geactiveerd. De stuurhulp wordt weer geactiveerd als de rijbaan goed kan worden gedetecteerd. In deze situaties kunt u er met een lichte trilling van het stuur op worden gewezen dat de stuurhulp tijdelijk wordt gedeactiveerd.