Wiel vervangen

Het vervangen van wielen moet altijd op de juiste manier gebeuren. Hier volgen instructies voor het demonteren en monteren van een wiel en waar u daarbij op moet letten. Controleer of de bandenmaat goedgekeurd is voor gebruik op de auto.

 Waarschuwing

  • Bij het verwisselen van een wiel langs de kant van de weg dienen eventuele passagiers op veilige afstand te gaan staan.
  • Gebruik bij het verwisselen van banden de krik die bij de auto hoort. Bok de auto op bij alle andere werkzaamheden.
  • Kruip of reik nooit onder een auto die op een krik staat.
  • Laat nooit passagiers in een auto zitten die op een krik staat.

 Belangrijk

  • Als de krik* niet wordt gebruikt, moet deze worden bewaard op de daarvoor bedoelde plaats onder de vloer van de bagageruimte.
  • De normale krik die bij de auto zit, is alleen bestemd voor sporadisch en kortstondig gebruik zoals bij het verwisselen van een lekke band. Hef de auto alleen met een krik die voor het desbetreffende model bestemd is. Als de auto vaker moet worden opgekrikt of voor langere tijd zoals bij het onderling roteren van de banden wordt het gebruik van een garagekrik geadviseerd. Volg in dat geval de gebruiksaanwijzing van de desbetreffende krik.

Wielen demonteren

Lees alle instructies door voordat u begint. Pak al het te gebruiken gereedschap voordat de auto wordt opgenomen.

Plaats een gevarendriehoek en schakel de alarmlichten in, als u een wiel moet verwisselen langs een drukke weg.

Schroef het sleepoog tot aan de aanslag in de wielsleutel vast.

P5-1507-tool for wheel screws
Verwijder de kunststof boutafdekkingen met het demontagegereedschap.
Terwijl de auto nog op de grond staat, gebruikt u de wielsleutel/het sleepoog om de wielbouten ½–1 slag los te draaien door omlaag te drukken (en linksom te draaien). Begin altijd met de vergrendelbare wielbouten*.
Volg de instructies voor hoe de auto met een krik veilig kan worden opgenomen.
Krik de auto zo ver op dat het wiel van de grond komt. Verwijder de wielbouten en til het wiel eraf.

Wiel monteren

Reinig de vlakken tussen wiel en naaf.

Breng het wiel aan. Haal de wielbouten stevig aan.

Gebruik geen smeermiddel op de draadwindingen van de wielbouten.

Breng de auto zo ver omlaag dat het wiel niet meer ongehinderd kan draaien.

Draai de wielbouten kruiselings vast. Het is belangrijk dat u de wielbouten stevig aanhaalt. Haal aan met 140 Nm (103 lbf ft). Controleer het aanhaalkoppel met een momentsleutel.

P5-1507- tightening wheel screws
Plaats de kunststof doppen terug op de wielbouten.
Controleer de bandenspanning en programmeer de nieuwe bandenspanning in het bandenspanningscontrolesysteem*.

 Waarschuwing

Trek de wielbouten enkele dagen na het verwisselen van de wielen nog eens na. Temperatuurschommelingen en trillingen kunnen ertoe leiden dat de wielbouten na verloop van tijd minder strak vastzitten.

 N.b.

  • Plaats na het oppompen van een band altijd het ventieldopje terug om schade aan het ventiel door grind, vuil e.d. te voorkomen.
  • Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen ventieldopjes kunnen roesten en zijn moeilijk los te draaien.
  1. * Optie/accessoire.