Ruitenwissers gebruiken
De ruitenwissers reinigen de voorruit. Met de rechter stuurhendel zijn verschillende instellingen voor de ruitenwisser mogelijk.
Enkele slag
Haal de hendel omlaag en laat deze weer los om de wissers een enkele wisslag te laten maken.
Ruitenwissers uitgeschakeld
Haal de hendel naar stand 0 om de ruitenwissers uit te schakelen.
Intervalstand
Met het duimwiel kunt u het aantal wisslagen per eenheid van tijd instellen wanneer u de intervalstand hebt geselecteerd.
Ononderbroken wissen
Haal de hendel omhoog om de wissers op normale snelheid te laten wissen.
Haal de hendel nog eens omhoog om de wissers op hoge snelheid te laten wissen.
Belangrijk
Controleer voordat u de wissers activeert of de wisserbladen niet zijn vastgevroren en of eventuele sneeuw- en ijsresten op voor- en achterruit zijn verwijderd.
Belangrijk
Gebruik voldoende sproeiervloeistof als de wissers de voorruit schoonmaken. De voorruit moet nat zijn als de ruitenwissers werken.