Kompas*
Bediening
In de rechter bovenhoek van de achteruitkijkspiegel zit een display waarop wordt aangegeven in welke richting de voorkant van de auto wijst. Er worden acht verschillende richtingen met Engelse afkortingen weergegeven: N (noord), NE (noordoost), E (oost), SE (zuidoost), S (zuid), SW (zuidwest), W (west) en NW (noordwest).
Het kompas wordt automatisch geactiveerd wanneer u de motor start of wanneer sleutelstand II actief is, zie Sleutelstanden - functies in verschillende standen. Om het kompas handmatig uit of in te schakelen kunt u een paperclip of iets dergelijks nemen en het knopje aan de onderzijde van de achteruitkijkspiegel indrukken.
Kalibreren
Om de juiste kompasrichting aan te geven moet het kompas soms worden gekalibreerd.
De aarde is in 15 magnetische zones verdeeld. Het kompas dient te worden gekalibreerd, als u met de auto meerdere magnetische zones doorkruist.