Bandenspanningscontrolesysteem (TM)*1
Het systeem TM (Tyre Monitor) bepaalt aan de hand van de draaisnelheid van de banden of de bandenspanning in orde is. Bij een te geringe spanning verandert de diameter en daarmee ook de draaisnelheid van de band. Aan de hand van onderlinge vergelijkingen kan het systeem vaststellen of de spanning in een of meer banden te gering is.
Meldingen
Bij een te lage bandenspanning gaat het waarschuwingslampje () op het instrumentenpaneel branden en verschijnt een van de volgende meldingen:
- Bandenspanning laag Controleer band rechtsvoor
- Bandenspanning laag Controleer band linksvoor
- Bandenspanning laag Controleer band rechtsachter
- Bandenspanning laag Controleer band linksachter
- Bandenspanning laag Controleer banden
- Bandensp.systeem Service vereist
- Bandenspanningssysteem momenteel niet actief
Belangrijk
Als er een storing optreedt in het TM, gaat het waarschuwingslampje op het instrumentenpaneel eerst ca. 1 minuut lang knipperen waarna het continu blijft branden. Er verschijnt tevens een melding op het instrumentenpaneel.
Ook mét dit systeem moet u het normale onderhoud aan de banden blijven plegen.
TM kalibreren
TM kan alleen correct werken, wanneer er een referentiewaarde voor de bandenspanning is vastgesteld. Dit moet na iedere bandenwissel of wijziging in de bandenspanning gebeuren.
Herkalibreren
U verricht instellingen met de knoppen op de middenconsole, zie MY CAR.
Schakel het contact uit.
Pomp alle banden op tot de gewenste spanning zoals aangegeven op de bandenspanningssticker die op de B-stijl aan de bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier) zit en kies de sleutelstand II, zie Sleutelstanden - functies in verschillende standen.
Kies het menusysteem MY CAR om de menu’s voor bandenspanningscontrole te openen.
Kies Stel bandenspan. af en druk op OK.
Start de auto en maak een rit.
Tijdens de rit vindt de herkalibratie plaats die op ieder gewenst moment kan worden afgebroken. Wordt de motor afgezet tijdens een lopende herkalibratie, wordt deze tijdens een volgende rit voortgezet. Het systeem geeft geen bevestiging na afloop van de kalibratie.
De nieuwe referentiewaarde is van kracht, totdat u de stappen 1–5 herhaalt.
N.b.
Let erop dat u het TM na iedere bandenwissel of aanpassing van de bandenspanning moet herprogrammeren. Als er geen nieuwe referentiewaarden worden opgeslagen, kan het systeem niet goed werken.
N.b.
- Plaats na het oppompen van een band altijd het ventieldopje terug om schade aan het ventiel door grind, vuil e.d. te voorkomen.
- Gebruik alleen kunststof dopjes. Metalen ventieldopjes kunnen roesten en zijn moeilijk los te draaien.
Status systeem en banden
De status van het systeem en de banden zijn te controleren, zie MY CAR.
Kies het menusysteem MY CAR om de menu’s voor bandenspanningscontrole te openen.
Kies Bandmonitoring.
De status wordt voor alle banden afzonderlijk aangegeven met een bepaalde kleur:
- Alle wielen groen: het systeem werkt naar behoren en voor alle banden ligt de actuele bandenspanning iets boven het aanbevolen niveau.
- Eén oranje wiel: de bandenspanning van het desbetreffende wiel is te gering.
- Alle wielen oranje: de bandenspanning van twee of meer wielen is te gering.
- Alle wielen grijs en het bericht Bandenspanningssysteem momenteel niet actief: bandenspanningssysteem momenteel niet actief. U moet mogelijk korte tijd sneller dan 30 km/h met de auto rijden, voordat het systeem weer actief is.
- Alle wielen grijs in combinatie met de melding Bandensp.systeem Service vereist: er is een storing opgetreden in het systeem. Neem contact op met een Volvo-dealer of -werkplaats.
Waarschuwingsmeldingen verwijderen
Als er een bandenspanningsmelding is verschenen en het waarschuwingslampje voor TM brandt:
Controleer met een manometer de bandenspanning van alle banden.
Pomp de band(en) op tot de juiste spanning zoals aangegeven op de bandenspanningssticker op de B-stijl aan bestuurderszijde (tussen voor- en achterportier).
Herkalibreer het TM-systeem.
N.b.
Controleer de bandenspanning bij koude banden om de verkeerde bandenspanning tegen te gaan. Koude banden hebben dezelfde temperatuur als de omgeving (na ca. 3 uur stilstand). Al na enkele kilometers rijden worden de banden warm en loopt de spanning op.
Waarschuwing
- Een verkeerde bandenspanning kan tot bandenpech leiden, waarbij u de controle over de auto kunt verliezen.
- Het systeem kan plotselinge bandenschade onmogelijk voorzien.