Om een beperkt aantal systemen te kunnen gebruiken bij een uitgeschakelde motor is het elektrische systeem van de auto in drie verschillende standen te zetten: 0, I en II. In de gebruikershandleiding worden deze standen overal aangeduid als "contactslotstanden".
De volgende tabel geeft aan welke functies beschikbaar zijn in de verschillende contactslotstanden/standen:
Niveau | Functies |
---|---|
0 |
De functies zijn in deze contactslotstand tijdsgestuurd en worden na een poosje automatisch uitgeschakeld. |
I |
In deze contactslotstand is het stroomverbruik belastend voor de startaccu. |
II |
Deze contactslotstand vraag veel stroom van de startaccu en moet daarom worden vermeden! |
Contactslotstand kiezen
- Contactslotstand 0 - Vergrendel de auto en bewaar de transpondersleutel binnen in de auto.
N.b.
Om stand I of II te realiseren zonder de motor te starten, moet u bij het selecteren van deze contactslotstanden het rempedaal niet bedienen.
- Contactslotstand I - Draai de startknop naar stand START en laat de knop weer los. De knop veert automatisch terug naar de uitgangspositie.
- Contactslotstand II - Draai de startknop naar stand START en houd de knop zo'n 4 seconden in stand START. Laat vervolgens knop los, die automatisch terugveert naar de uitgangspositie.
- Terug naar contactslotstand 0 - Om terug te gaan naar contactslotstand 0 vanuit stand I en II moet u de startknop naar stand STOP draaien en de knop loslaten. De knop veert automatisch terug naar de uitgangspositie.