Alarm*

Het alarm waarschuwt met akoestische en visuele signalen als iemand zonder een geldige transpondersleutel inbreekt in de auto of de startaccu of de alarmsirene manipuleert.
Een geactiveerd alarmsysteem gaat af als:
  • een portier, de motorkap of de achterklep wordt geopend1
  • er beweging in de passagiersruimte wordt waargenomen (als er een bewegingsmelder* aanwezig is)
  • de auto wordt opgetakeld of weggesleept (op auto's met een hellingssensor*)
  • een kabel van de startaccu wordt losgekoppeld
  • de sirene wordt losgekoppeld.

Alarmsignalen

Wanneer het alarm afgaat, gebeurt het volgende:
  • Er klinkt een sirene, totdat u het alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaat de sirene na 30 seconden automatisch uit.
  • De alarmlichten knipperen totdat u het alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaan ze na vijf minuten automatisch uit.

Als de oorzaak van het getriggerde alarm niet wordt weggenomen, wordt de alarmcyclus tot maximaal 10 keer1 herhaald.

Alarmindicatie

P5-1507-Security, Alarm LED indicator

Een rode led op het dashboard geeft de status van het alarmsysteem aan:

  • De led is uit – het alarm is uitgeschakeld.
  • De led licht om de twee seconden eenmaal op – het alarm is ingeschakeld.
  • De led knippert maximaal 30 seconden lang snel vanaf het moment van uitschakelen van het alarm tot aan het moment dat contactslotstand I wordt ingeschakeld – het alarm is afgegaan.

Bewegingsmelder en hellingssensor*

De bewegingsmelder en hellingssensor reageren op bewegingen in de auto, als iemand een ruit intikt of als iemand de wielen van de auto probeert te stelen of de auto probeert weg te slepen.

De bewegingsmelder laat het alarm afgaan bij bewegingen in de passagiersruimte – ook eventuele luchtstromen worden geregistreerd. Het alarm kan dan ook afgaan, als u de auto met een ruit of panoramadak* open laat staan of als u de interieurverwarming gebruikt.

Om dat te voorkomen:
  • Sluit bij het verlaten van de auto de ruiten en het panoramadak.
  • Bij gebruik van de interieurverwarming of standverwarming dient u de blaasmonden dusdanig af te stellen dat deze niet omhoogwijzen.

U kunt ook een gereduceerd alarmniveau (Verlaagde guard) instellen om de bewegingsmelder en hellingssensor tijdelijk uit te schakelen.

Schakel de bewegingsmelder en hellingssensor uit bij het gebruik van een veerverbinding of autotrein, omdat het alarm kan afgaan door de bewegingen van de auto.

Bij een storing in het alarmsysteem

P5-15w19-XC90H-Symbol-AntiTheft

Als er een storing in het alarmsysteem is opgetreden, verschijnen het symbool en de melding Storing alarmsysteem Service vereist op het bestuurdersdisplay. Neem dan contact op met een werkplaats – geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

 N.b.

Probeer niet zelf de onderdelen van het alarmsysteem te repareren of te wijzigen. Dergelijke pogingen kunnen van invloed zijn op de verzekeringsvoorwaarden.
  1. * Optie/accessoire.
  2. 1 Geldt voor bepaalde markten.