Alarm1

Het alarm waarschuwt bijvoorbeeld bij inbraak in de auto.

Een geactiveerd alarmsysteem gaat af als:

  • een portier, de motorkap of de achterklep wordt geopend,
  • er beweging in de passagiersruimte wordt waargenomen (als er een bewegingsmelder* aanwezig is),
  • de auto wordt opgetakeld of weggesleept (op auto's met een niveausensor*),
  • een kabel van de startaccu wordt losgekoppeld of
  • de sirene wordt losgekoppeld.
P5-15w19-XC90H-Symbol-AntiTheft

Als er een storing in het alarmsysteem is opgetreden, verschijnen het symbool en de melding Storing alarmsysteem Service vereist op het bestuurdersdisplay. Neem dan contact op met een werkplaats - geadviseerd wordt een erkende Volvo-werkplaats.

 N.b.

Probeer niet zelf de onderdelen van het alarmsysteem te repareren of te wijzigen. Dergelijke pogingen kunnen van invloed zijn op de verzekeringsvoorwaarden.

 N.b.

De bewegingsmelders laten het alarm afgaan bij bewegingen in de passagiersruimte – ook eventuele luchtstromen worden geregistreerd. Het alarm kan dan ook afgaan, als u de auto met een raam of panoramadak* open laat staan of als u de interieurverwarming gebruikt.

Om dat te voorkomen: Sluit bij het verlaten van de auto alle ramen en het panoramadak. Bij gebruik van de geïntegreerde standkachel van de auto (of een draagbare variant daarvan op stroom) dan dient u de blaasmonden dusdanig af te stellen dat deze niet omhoogwijzen. U kunt ook gebruik maken van het beperkte alarmniveau – zie het gedeelte verderop in dit artikel.

Alarm activeren

Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem van de auto door:
  • op de vergrendelingsknop op de transpondersleutel te drukken,
  • het gemarkeerde gebied op de buitenkant2 van de portierhandgreep aan te raken of
  • op het met rubber beklede drukplaatje op de achterklep te drukken2.

Bij een auto met elektrische achterklepbediening kunt u ook gebruik maken van de knop aan de onderkant van de achterklep om de auto te vergrendelen en het alarmsysteem in te schakelen.

Alarm deactiveren

Ontgrendel de auto en deactiveer het alarmsysteem van de auto door:
  • op de ontgrendelingsknop op de transpondersleutel te drukken,
  • een van de portierhandgrepen beet te pakken2 of
  • op het met rubber beklede drukplaatje op de achterklep te drukken2.

Geactiveerd alarm uitschakelen

Druk op de ontgrendelingsknop op de transpondersleutel of zet de auto in contactslotstand I door de draaiknop naar START te draaien en weer los te laten.

 N.b.

  • Let erop dat het alarm wordt geactiveerd bij vergrendeling van de auto.
  • Als een van de portieren van de binnenzijde wordt geopend, gaat het alarm af.

Alarmsignalen

Wanneer het alarm afgaat, gebeurt het volgende:
  • Er klinkt een sirene, totdat u het alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaat de sirene na 30 seconden automatisch uit.
  • Alle richtingaanwijzers knipperen totdat u het alarm uitschakelt. Bij inactiviteit gaan ze na vijf minuten automatisch uit.

Als het portier waardoor het alarm geactiveerd is open blijft staan, wordt de alarmcyclus maximaal 10 keer3 herhaald.

Slot- en alarmindicatie

Een rode led op het dashboard geeft de status van het alarmsysteem aan:

P5-1507 Security LED (Larmindikator)
  • De led is uit - het alarm is uitgeschakeld.
  • De led licht om de twee seconden eenmaal op - het alarm is ingeschakeld.
  • De led knippert snel vanaf het moment van uitschakelen van het alarm, maximaal 30 seconden of tot aan het moment dat contactslotstand I wordt ingeschakeld doordat u de startknop naar START draait en weer loslaat - het alarm is afgegaan.

Beperkt alarmniveau

Een beperkt alarmniveau houdt in dat de bewegingsmelders en niveausensoren tijdelijk worden uitgeschakeld.

Om te voorkomen dat het alarmsysteem onbedoeld afgaat als u bijvoorbeeld een hond in een vergrendelde auto achterlaat of bij gebruik van een autotrein of een veerverbinding, moet u de bewegingsmelder en de niveausensoren tijdelijk deactiveren. De te volgen procedure is identiek aan die bij tijdelijke uitschakeling van de Safelock-functie. Dit kan vanaf het functiescherm van het middendisplay door te drukken op Minder bescherming.

Zie voor meer informatie het artikel "Safelock-functie".

  1. 1 Optie op bepaalde markten.
  2. * Optie/accessoire.
  3. 2 Geldt alleen voor auto's met passieve vergrendeling/ontgrendeling (Passive Entry*).
  4. 3 Geldt voor bepaalde markten.