Temperatuur regelen
De temperaturen voor de linker en rechter zone zijn elk apart in te stellen. Bij 4-zoneregeling* zijn ook de temperaturen voor de zones voorin en achterin elk apart in te stellen.
Temperatuur voorin1 regelen
Druk op de temperatuurknop voor de linker of rechter zone in het klimaatveld op het middendisplay om de bediening te openen.
Regel de temperatuur door:
- de bediening naar de gewenste temperatuur te slepen, of
- op +/− te drukken om de temperatuur in stapjes te verhogen/verlagen.
De temperatuur wordt aangepast, waarna de knop de ingestelde temperatuur aangeeft.
Temperatuur synchroniseren
Druk op de temperatuurknop voor de bestuurderszone in het klimaatveld op het middendisplay om de bediening te openen.
Druk op Temperatuur synchroniseren .
De temperatuurinstelling voor alle klimaatzones van de auto wordt gesynchroniseerd met de ingestelde temperatuur voor de bestuurderszone en naast de temperatuurknop staat het synchronisatiesymbool.
De synchronisatie is op te heffen door opnieuw op Temperatuur synchroniseren te drukken of door de temperatuurinstellingen te wijzigen voor de passagierszone of voor de zones achterin*.
Temperatuur achterin* regelen
Vanaf de voorstoelen
Open het klimaatscherm op het middendisplay.
Kies de tab Achter klimatisering.
Druk op de temperatuurknop voor de linker of rechter zone om de bediening te openen.
Regel de temperatuur door:
- de bediening naar de gewenste temperatuur te slepen
- op +/− te drukken om de temperatuur in stapjes te verhogen/verlagen.
De temperatuur wordt aangepast, waarna de knop de ingestelde temperatuur aangeeft.
Vanaf de achterbank
Druk op de < /> -knoppen voor de linker of rechter zone in het klimaatregelingspaneel achter op de tunnelconsole om de temperatuur in stapjes te verhogen of te verlagen.
De temperatuur wordt aangepast, waarna het scherm van het klimaatpaneel de ingestelde temperatuur aangeeft.
N.b.
Het is niet mogelijk om het opwarmen/afkoelen te versnellen door een hogere/lagere temperatuur te kiezen dan die eigenlijk gewenst is.