Snelheidsfuncties voor adaptieve cruisecontrol*
- Voor aanpassing met +/– 5 km/h (+/– 5 mph): kort drukken - iedere keer drukken komt overeen met +/– 5 km/h (+/– 5 mph).
- Voor aanpassing met +/– 1 km/h (+/– 1 mph): knop ingedrukt houden en loslaten, wanneer de markering op het bestuurdersdisplay (4) bij de gewenste snelheid is.
Als de snelheid met het gaspedaal wordt verhoogd voordat op de stuurknop wordt gedrukt, wordt de actuele rijsnelheid bij het drukken op de knop opgeslagen, op voorwaarde dat u bij het drukken op de knop uw voet op het gaspedaal houdt.
Wanneer u gas bijgeeft met het gaspedaal zoals bij een inhaalmanoeuvre, blijft de instelling ongewijzigd – de auto hervat de laatst opgeslagen snelheid zodra u het gaspedaal loslaat.
Let erop dat 30 km/h (20 mph) de minimumsnelheid is waarop u de adaptieve cruisecontrol kunt instellen - ook al kan de adaptieve cruisecontrol een voorligger volgen tot aan stilstand, is het kiezen/opslaan van een lagere snelheid dan de genoemde 30 km/h (20 mph) niet mogelijk.
Later ingebouwde ACC
De adaptieve cruisecontrol kan later worden ingebouwd bij auto's met standaardcruisecontrol. Een later ingebouwde ACC wijkt op de volgende punten af van de af-fabriek gemonteerde versie:
- Als de voorligger langzamer rijdt dan 30 km/h (20 mph), wordt ACC stand-by gezet. U moet vervolgens ingrijpen en zelf een geschikte afstand houden tot de voorligger.
- De laagst mogelijke snelheid voor activering van ACC is 30 km/h (20 mph).